27818 |
holle boor |
holboor:
h˙ǫlbǫ.ar (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Holle boorstang. Deze biedt de mogelijkheid om nat te boren. [N 95, 803; monogr.]
II-5
|
29817 |
holle steen |
holle steen:
hoal šteŋ (Q202p Eys)
|
Metselsteen die niet massief is. Holle stenen kunnen diverse vormen en afmetingen vertonen en worden onder meer gebruikt voor gewelven, zolderingen en lichte tussenmuren. Ze worden ook toegepast bij het opmetselen van rookkanalen en luchtkokers. Zie ook afb. 27. Het betreft daar een holle spie- of boogsteen. De woordtypen zwemsteen (L 289) en zwembrik (Q 12) verwijzen naar het feit dat holle stenen licht van gewicht kunnen zijn door het gebruik van poreuze grondstoffen als natuurbims, kunstbims of gegranuleerde hoogovenslakken; als bindmiddel wordt dan hydraulische kalk, cement of een mengsel van beide toegepast. [N 30, 54c]
II-8
|
30165 |
holronde voegspijker |
hol voegijzer:
hǭl vōx˱izǝr (Q202p Eys),
rondstaaf:
rontštāf (Q202p Eys)
|
Voegspijker waarvan het blad een ronde doorsnede heeft. Werken met de holronde voegspijker leverde volgens de zegsman uit L 382 hol voegwerk op, volgens de invullers uit Q 95a en Q 121 ronde voegen. Zie voor het woordtype 'pannenstrijker' (Q 111) ook het lemma 'Pannenstrijker'. [N 32, 33b; monogr.]
II-9
|
24323 |
hom |
hom:
hom (Q202p Eys),
WLD
h‧oͅm (m.) (Q202p Eys)
|
Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24324 |
hommel |
hommel:
hoemel (Q202p Eys, ...
Q202p Eys,
Q202p Eys),
WLD
h‧uməl (v.) (Q202p Eys)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [DC 09 (1940)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
20524 |
homp brood |
knab:
kna.p (Q202p Eys),
korst brood:
koest broëd (Q202p Eys),
stuk brood:
stuk broed (Q202p Eys)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19784 |
hond |
hond:
hond (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
hond [SGV (1914)]
III-2-1
|
25262 |
hond, maat van 1400 m2 of 100 roeden |
hond:
honk (Q202p Eys)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 1400 vierkante meter, dat is 100 roeden [hond] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19782 |
hondenhok |
hondshut:
hongshut (Q202p Eys)
|
hondenhok [DC 10 (1941)]
III-2-1
|
24622 |
hondsviooltje |
hondsviool:
hondsvioel (Q202p Eys)
|
Hondsviooltje, 5 tot 35 cm groot. De stengels zijn liggend of opstijgend; de bladeren alleen aan de stengels, en hebben ongevleugelde stelen. De bladeren zijn eivormig-langwerpig, meestal met hartvormige voet; de steunblaadjes zijn klein en getand; de blo [N 92 (1982)]
III-4-3
|