21043 |
honing |
honing:
huǝneŋ (Q202p Eys),
hūwneŋ (Q202p Eys)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
kop:
kop (Q202p Eys),
kŏp (Q202p Eys),
kŭp (Q202p Eys),
køp (Q202p Eys)
|
hoofd [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
bolles:
bøləs (Q202p Eys),
knobbes:
kn"bəs (Q202p Eys)
|
hoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
28175 |
hoofd ventilator |
hoofdventilator:
h ̇ōf˲vɛntǝl ̇ātǫr (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
De ventilator die met de uittrekkende schacht is verbonden en zorgt voor de hoofdventilatie in de ondergrondse werken. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (schacht)- zie men het lemma Schacht. [N 95, 207; monogr.]
II-5
|
23420 |
hoofdaltaar |
hauptsaltaar:
hoops elter (Q202p Eys)
|
Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18187 |
hoofddoek |
plag:
ps. omgespeld volgens Frings.
plak (Q202p Eys)
|
hoofddoek [SGV (1914)]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofderkaas:
huijjərkīēəs (Q202p Eys),
hoofdkaas:
heutkīējs (Q202p Eys),
hoofdvlees:
heutvleesj (Q202p Eys),
preskop:
preskop (Q202p Eys)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)]
III-2-3
|
19654 |
hoofdkussen |
kussen:
køsə (Q202p Eys)
|
hoofdkussen [SGV (1914)]
III-2-1
|
24344 |
hoofdluis |
luis:
WLD
lōēs (Q202p Eys),
luus (Q202p Eys)
|
luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18059 |
hoofdpijn |
koppijn:
kopieŋ (Q202p Eys),
koppieŋ (Q202p Eys)
|
hoofdpijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|