24072 |
kardinaal |
kardinaal (<fr.):
enne kardinaal (Q202p Eys)
|
Een kardinaal. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24654 |
kardinaalsmuts |
papelmuts:
papelmuts (Q202p Eys)
|
Kardinaalsmuts (euonymus europaeus). Tot 5 à 6 m hoge struik; de takken zijn merendeels wat kantig; de bladeren zijn tegenoverstaand, eivormig, en fijngezaagd; de bloemen zijn 4-tallig, kort gesteeld en groenachtig geel van kleur. De vruchten hebben stomp [N 92 (1982)]
III-4-3
|
34249 |
karnen |
draaien:
drīi̯ǝnǝ (Q202p Eys),
drīi̯ǝnǝn (Q202p Eys)
|
Het op en neer bewegen van de vetdeeltjes in de melk of room, zodat deze zich aan elkaar hechten en op die manier boter vormen. Boter maken. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [S 17; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; L 27, 68; A 7, 23; A 28, 7; Ge 22, 8; Vld.; monogr.; add. uit N 12; A 16; S]
I-11
|
34251 |
karnstaf |
botterstoter:
[botter]štuǝtǝr (Q202p Eys),
[botter]štūǝtǝr (Q202p Eys),
steel:
štēl (Q202p Eys),
stoter:
štyǝtǝr (Q202p Eys)
|
Boterstoter bestaande uit een stok met een aan de onderzijde bevestigde plank die van gaatjes is voorzien. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 7, 19, 20, 21 en 23; A 16, 8, 8a, 8b en 8c; L 22, 8; L 27, 67 en 68; JG 1a, 1b, 1c; Ge 22, 18, 19 en 20; monogr.; add. uit: N 5A (I]
I-11
|
24333 |
karper |
karper:
WLD
ka.rəpər (m.) (Q202p Eys)
|
Hoe noemt u de karper: een zoetwatervis die voorkomt in stilstaande en traag stromende wateren. Hij heeft een lange rugvin, de buikvinnen staan ingeplant achter de borstvinnen, ongeveer gelijk met het begin en het einde van de rugvin. De bek heeft dikke e [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33694 |
karrenspoor |
holle weg:
hǭǝlǝ wɛx (Q202p Eys),
kargelei:
kārgǝlęi̯ (Q202p Eys),
karrengelei:
kārǝgǝlęi̯ (Q202p Eys),
karrenweg:
kārǝwɛx (Q202p Eys),
voor:
(mv)
vuǝrǝ (Q202p Eys)
|
Een niet-verharde weg met geulen die zijn ontstaan door het uitschuren van karwielen. [A 21, 2a; A 21, 2b; N 18, 40; monogr.]
I-8
|
21221 |
karweien |
botten:
bo.tə (Q202p Eys),
vrijwilliger:
vrijwilliger (Q202p Eys)
|
onbetaalde arbeid verrichten aan de openbare wegen (karweien, botten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27575 |
kassier |
betaalmeester:
bǝtā.lmē.stǝr (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
geldkerel:
gęltkę.al (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Ambtenaar die het loon uitbetaalde. Volgens de informant van Q 15 waren drie à vier beambten van de loonadministratie bezig de mijnwerkers in groepen uit te betalen. [N 95, 981]
II-5
|
19695 |
kast |
kast:
kas (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
kast [DC 39 (1965)], [SGV (1914)]
III-2-1
|
23448 |
kast voor liturgische gewaden |
linnenkast:
linnekast (Q202p Eys),
paramentenkast:
paramentekast (Q202p Eys)
|
De kast(en) waarin deze gewaden liggend worden opgeborgen. [N 96A (1989)]
III-3-3
|