e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eys

Overzicht

Gevonden: 5461
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bedevaart bedevaart: beevaart (Eys), bidweg: bidwêg (Eys) bedevaart [SGV (1914)] || Een bedevaart, pelgrimstocht, pelgrimage [beevaart, bèèvert, bidvaart, beeweg, beevaart, begankenis]. [N 96C (1989)] III-3-3
bedevaartganger pelgrim (<lat.): pelgrim (Eys) Een bedevaartganger, pelgrim. [N 96C (1989)] III-3-3
bedevaartplaats genadeoord: genadeoord (Eys) Een bedevaartsplaats, bedevaartsplaats, genadeoord. [N 96C (1989)] III-3-3
bedevaartprentje gedachtenisprentje: gedachtenisprentje (Eys) Een prentje ter nagedachtenis aan een bedevaart. [N 96C (1989)] III-3-3
bedevaartvaantje bedevaartvaantje: bedevaartvaentje (Eys) Een vaantje of vlagje dat tijdens een bedevaart gedragen en daarna als gedachtenis aan die bedevaart bewaard wordt, bedevaartsvaantje, -vlagje, pelgrimsvlagje. [N 96C (1989)] III-3-3
bediend worden de laatste sacramenten ontvangen: laetste sacramenten ontvangen (Eys) Bediend worden, berecht worden, de laatste sacramenten ontvan-gen. [N 96D (1989)] III-3-3
bedienen bedienen: bedeene (Eys), bəd‧ēnə (Eys), inge bedinne (Eys) de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)] || Iemand bedienen, berechten, iemand de laatste sacramenten toedienen. [N 96D (1989)] III-3-1, III-3-3
bedorven (persoon) bedorven: mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.  bədo.rəvə (Eys), verwend: mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.  vərweͅ.nt (Eys), vərw‧ɛnt (Eys), verwende: mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.  verwende (Eys) met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)] III-1-4
bedorven ei bedorven eieren: bǝdǫrǝvǝ øeierenŋ (Eys), vuil ei: vūl ęi̯ (Eys) [N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.] I-12
bedriegen bedriegen: bedrege (Eys), bədrīēgə (Eys), bədr‧ygə (Eys), besodemieteren: besodemiettere (Eys), betoepen: bətu.pə (Eys), bezeiken: bəzē.kə (Eys), foeteleren: foetelēre (Eys), kloten: kl‧uətə (Eys), op een oor houwen: o.p ˂ən ‧uər h‧oͅu̯ə (Eys) bedriegen [SGV (1914)] || bedriegen: Als hij kans ziet zal hij proberen je te - [DC 35 (1963)] || iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)] || opzettelijk bedrog [konkelfoes, konterband] [N 85 (1981)] III-1-4