21263 |
motor |
motor:
motor (Q202p Eys)
|
een bestuurbaar voertuig op 3 of meer wielen, voortbewogen door een zich daarin bevindende motor, meestal gedreven door benzine [auto, wagen, kar, tuffer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28350 |
motorgoot |
aandrijfrutsche:
ā.ndr˙ifru.tš (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Laura, Julia])
|
Transportgoot waarop de beweging van de schudgootmotor wordt overgebracht. Een motorgoot is doorgaans een versterkte goot die aan de onderkant voorzien is van een zogenaamde slof met boutgaten. De slof dient om de verbinding met de motor tot stand te brengen. [N 95, 625; Vwo 3; Vwo 17; Vwo 84]
II-5
|
28347 |
motorraam |
motorraam:
m˙ōtǝrr˙ām (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits])
|
IJzeren raam waarop de motor van een schudgoot met bouten bevestigd kan worden. [N 95, 616]
II-5
|
25130 |
motregen, fijne regen |
motregen:
motraen (Q202p Eys),
muggenpis:
m. mer = maar.
ət es mɛr møqəpes (Q202p Eys),
niks:
nuiks (Q202p Eys),
schuiltje:
o.
šylkə (Q202p Eys)
|
klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
smiezen:
šmīēsə (Q202p Eys),
sprinkelen:
gesprinkelt (Q202p Eys),
sprinkele (Q202p Eys),
zouwelen:
zou̯wələ, ’t zou̯wəlt (Q202p Eys)
|
motregen, het motregent (regen met heel fijne druppels). [DC 30 (1958)] || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25664 |
mout |
mout:
mǭt (Q202p Eys)
|
Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.]
II-2
|
18264 |
mouw |
mouw:
mow (Q202p Eys)
|
mouw [SGV (1914)]
III-1-3
|
24356 |
mug |
mug:
muk (Q202p Eys)
|
steekmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
17872 |
muilpeer |
kaakslag:
kā.kšlā.ch (Q202p Eys),
muilpeer:
mōēlpêjer (Q202p Eys),
slag onder de kits:
šlā.ch o.ŋər də ke.tš (Q202p Eys),
slag op de muil:
slaag op de moel (Q202p Eys)
|
muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] || Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
muil:
moele (Q202p Eys),
slob:
šlubə (Q202p Eys)
|
Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] || Muiltje. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men die zonder achterkant? [DC 44 (1969)]
III-1-3
|