24367 |
rat |
rat:
rat (Q202p Eys)
|
rat [SGV (1914)]
III-4-2
|
23798 |
ratel van witte donderdag |
ratel:
ratelen (Q202p Eys)
|
De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20529 |
rauw |
groen:
greun (Q202p Eys),
rauw:
rauw (Q202p Eys),
r‧ijə (Q202p Eys)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
ringelen:
ringele (Q202p Eys),
rulsen:
rølsə (Q202p Eys)
|
Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18868 |
razen en tieren |
razend:
raozend (Q202p Eys),
tekeergaan:
tək‧iərgoͅ.a (Q202p Eys),
uitvallen:
ū.t˃v‧alə (Q202p Eys)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
dol:
dol (Q202p Eys),
razend:
roazend (Q202p Eys),
razentig:
r‧oͅazətex (Q202p Eys),
woest:
wø.s (Q202p Eys)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22000 |
recht uit de richting van de losplaats aankomen |
uit de goede richting:
zə kø.nt ˂ū.t˃ də g‧oͅu̯ re.xt‧eŋ (Q202p Eys),
uit richting:
oet richting kome (Q202p Eys),
van onderop:
zə kø.nt˃ va.n o.ŋən o.p (Q202p Eys)
|
Hoe zegt men: het aankomen van de duif: recht uit de richting van de losplaats? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21356 |
rechtbank |
gerecht:
gerich (Q202p Eys)
|
rechtbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
24975 |
rechtop |
kielrecht:
kī.lreͅ.at (Q202p Eys),
rechtop:
reͅ.at˂o.p (Q202p Eys),
stram staan:
stram stoa (Q202p Eys)
|
rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22890 |
rechtsachter |
rechtsachter:
reiətsaatər (Q202p Eys)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|