33911 |
straalkanker |
kanker:
kaŋkǝrt (Q202p Eys)
|
Straal- of hoefkanker is een kwaadaardige woekering in de hoorn van de straal of zoolhoefwand. Deze wordt week en rot en er ontstaan rode, licht bloedende tepeltjes of wratten, die een roodachtig, stinkend vocht afgeven. Uiteindelijk raakt de hele hoefschoen ondermijnd. Kanker komt bij een paard voornamelijk in de hoef voor. De ziekte is ongeneeslijk. Vgl. het lemma ''rotstraal'' (7.19). Zie afbeelding 23. [A 48A, 19; N 52, 32d en 90l]
I-9
|
21249 |
straat |
straat:
sjtroat (Q202p Eys)
|
straat [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
21213 |
straatgoot |
goot:
(v.).
gø.t (Q202p Eys),
grub:
Van Dale: grub, (gew.) greppel, vore; drooggevallen beek; kuil, putje.
grup (Q202p Eys),
riool:
riool (Q202p Eys),
zijp:
(v.).
zī.p (Q202p Eys)
|
een geul langs de weg waarlangs afvalwater kan wegstromen [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20301 |
straf geven |
straf geven:
sjtroaf gêjeve (Q202p Eys),
straffen:
sjtroave (Q202p Eys)
|
straf geven [SGV (1914)] || straffen [SGV (1914)]
III-2-2
|
22870 |
strafschop |
penalty (eng.):
penantie (Q202p Eys)
|
Strafschop. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
29830 |
strek |
strekkant:
štrɛkkānt (Q202p Eys)
|
De lange smalle zijde van een metselsteen. Zie ook afb. 30. [N 31, 17b; N 98, 173; monogr.]
II-8
|
27940 |
strekijzer |
spreize:
šprę.jts (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Winterslag, Waterschei]),
strekijzer:
štr˙ɛk˱ī.zǝr (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Laura, Julia])
|
IJzer voorzien van haak en klem om metalen ondersteuningen in een mijngang tegen verschuiven te verankeren. [N 95, 365; N 95, 416; monogr.]
II-5
|
30141 |
strekkenlaag |
streklaag:
štrɛklǭx (Q202p Eys)
|
Laag in lengterichting liggende bakstenen. Zie ook het lemma 'Strek' in wld ii.8, pag. 75 en afb. 41. [N 31, 23a; monogr.]
II-9
|
34263 |
stremsel |
vangsel:
feŋsǝl (Q202p Eys)
|
Het zuur dat bij de melk wordt gevoegd om het te laten stollen. [A 7, 26; N 3E (II]
I-11
|
18776 |
streng |
hel:
hēͅ.l (Q202p Eys),
strang:
štr‧aŋ (Q202p Eys),
štraŋk (Q202p Eys),
streng:
streng (Q202p Eys)
|
Een streng garen, een gewonden en veelal ineengedraaide bundel waarin garen in de handel komt. De woordtypen lood, half lood, loodje en onsje duiden op een bepaalde hoeveelheid gewicht garen. [N 62, 56c; L 7, 58; L 28, 14; Gi 1.IV, 25; MW; S 36; monogr.] || niet toegevend, weinig vrijheid veroorlovend, stipt oordelend volgens wet of voorschrift [strak, streng, hard] [N 85 (1981)]
II-7, III-1-4
|