24518 |
varen (alg.) |
varen:
varen (Q202p Eys)
|
Varen, een exemplaar van de klasse van overblijvende sporendragende planten (varen, varink, portemonnaie, paddevaal, vaar, foezjéér, vlaander, hanekam) [N 92 (1982)]
III-4-3
|
34297 |
varken |
varken:
vɛrǝkǝ (Q202p Eys)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34319 |
varkenshaar |
varkenshaar:
vɛrkǝshǭr (Q202p Eys)
|
De haargroei op het varkenslijf. [N 28, 31; monogr.]
I-12
|
33359 |
varkensketel |
varkensketel:
vęrǝkǝskęatǝl (Q202p Eys
[(het varkensvoer werd ook wel in een aparte voerbak klaargemaakt)]
)
|
De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c]
I-6
|
21085 |
varkensribje |
ribje:
rubkəs (Q202p Eys)
|
gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)]
III-2-3
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vɛrǝkǝs[stal] (Q202p Eys)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trǫx (Q202p Eys)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
20646 |
varkensvet |
vet:
vet (Q202p Eys)
|
reuzel [DC 17 (1949)]
III-2-3
|
20594 |
vast |
hel:
nederl. hard
hēͅ.l (Q202p Eys),
kluit:
kluut (Q202p Eys),
verbrand:
verbrand broed (Q202p Eys)
|
doorbakken; Hoe noemt U: Zwaar gebakken, gezegd van brood (derf, klut, klei, knoef, kluit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23579 |
vaste misgezangen |
vaste misgezangen:
vaste mesgezange (Q202p Eys)
|
De vaste misgezangen [Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Agnus Dei]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|