22646 |
vissen |
vissen:
visje (Q202p Eys)
|
visschen (ww.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
22414 |
vissnoer |
lijn:
lieng (Q202p Eys),
snoer:
sjnōr (Q202p Eys)
|
Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22417 |
visvangst |
vangst:
vangst (Q202p Eys),
vøsj (Q202p Eys)
|
Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21424 |
vlaams |
vlaams:
vlaams (Q202p Eys)
|
Vlaams; bijvoeglijk naamwoord - [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
30136 |
vlaams verband |
vlaams verband:
vlamš ˲vǝrbānt (Q202p Eys)
|
Verband, doorgaans toegepast bij muren dikker dan een halve steen, waarbij in iedere laag zowel koppen als strekken zijn verwerkt. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop; tweede laag: kop, strek, kop, strek, kop, strek; derde laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 20). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24e; monogr.]
II-9
|
24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
merkəf (Q202p Eys)
|
Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
21394 |
vlag |
pen:
pen (Q202p Eys),
vaan:
vaan (Q202p Eys, ...
Q202p Eys)
|
Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): vlag (2) [N 93 (1983)] || vlag [SGV (1914)] || vlag: Loopt Klaas voorop met de -? [DC 39 (1965)]
III-3-1, III-3-2
|
27994 |
vlak stuk in een pijler |
sprong:
špro.ŋk (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
[N 95, 287; monogr.]
II-5
|
25003 |
vlak, gelijk |
vlak:
vlaak (Q202p Eys)
|
vlak [SGV (1914)]
III-4-4
|
27990 |
vlakke pijler |
zolige streb:
z ̇ø̜ǝlegǝ štrēp (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Pijler met een hellingspercentage tussen 0 en 20 graden. [N 95, 284; monogr.; N 95, 287]
II-5
|