22167 |
de eerste duiven die in de lucht opgemerkt worden |
eerste duiven:
ieste doef (Q202p Eys),
eersten, de ~:
də ‧iəštə (Q202p Eys)
|
Hoe zegt men: de eerste duiven die in de lucht opgemerkt worden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32763 |
de eg |
eegd/eeg:
e ̝ǝx (Q202p Eys
[(pl ę ̝ǝgǝ)]
)
|
Het vanouds bekende, uit een raam met pinnen bestaand werktuig, waarmee akkerland oppervlakkig bewerkt wordt. Dit lemma betreft de eg in het algemeen; benamingen voor de eg naar de vorm, naar het materiaal waarvan ze gemaakt kan zijn, en naar het te verrichten werk vindt men in de volgende lemmata. Hieronder worden de typen eegde, eegd/eeg en eg onderscheiden. Onder eegd/eeg zijn dialectvarianten met en zonder dentaal bijeengezet, omdat het i.v.m. met mogelijke apocope van de dentaal niet steeds duidelijk is of ze het ene dan wel het andere type vertegenwoordigen. In verband hiermee zijn achter de plaatsnummers (soms achter de enkelvoudsvarianten) ook de opgegeven meervoudsvormen vermeld. Onder verwijzing naar het hier gemaakte onderscheid (eegde, eeg(d), eg) wordt in de volgende lemmata het betrokken woord(deel) in de typen door [eg [JG 1a+ 1b; N 11, 67; N 11A, 154a; N 15, 4; N J, 10; N P, 18a; L 33, 52; A 13, 16a; A 40, 9; Gwn 7, 3; div.; monogr.]
I-2
|
22125 |
de gummiring afnemen |
de ring van de poot trekken:
dər re.ŋk˃ van dər p‧uət treͅ.kə (Q202p Eys),
gummi afdoen:
goemi afdon (Q202p Eys)
|
het afnemen van de gummiring? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21416 |
de hort op? |
op schiep:
oop sjiep (Q202p Eys)
|
Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)]
III-3-1
|
25396 |
de huid doorsnijden |
opsnijden:
obšniǝ (Q202p Eys)
|
De eerste snede in de huid maken als begin van het villen. [N 28, 40; monogr.]
II-1
|
25401 |
de huid oprollen |
opvouwen:
obvǫwǝ (Q202p Eys)
|
Na het afhuiden wordt de runderhuid opgerold of opgevouwen. Van tevoren vouwt men de huid van de poten en de kop naar binnen. Soms zout men de huid om bederf te voorkomen. [N 28, 55]
II-1
|
23733 |
de huiszegen bidden |
huiszegen beden:
hoeszeage beëne (Q202p Eys)
|
De Huiszegen bidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23594 |
de kaarsen aansteken |
aansteken:
kaetse aasteake (Q202p Eys)
|
De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23599 |
de kaarsen doven |
uitmaken:
oetmaake (Q202p Eys)
|
De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22389 |
de kaarten couperen |
afkippen:
āfkøͅpə (Q202p Eys),
afpakken:
afpakke (Q202p Eys)
|
Een aantal kaarten van de stapel afnemen voordat ze gedeeld worden, zodat de nieuwe bovenste kaart in ieder geval onbekend is [couperen, heffen, afheffen, afkappen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|