17967 |
(met) het hoofd stoten |
stoten:
stoeten (L371a Geistingen)
|
Het hoofd stoten (botsen, knotsen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
17675 |
(met) stevige benen |
stompels:
stumpelen (L371a Geistingen)
|
Stevige benen (stompels, gestapeleerd) [N 109 (2001)]
III-1-1
|
17863 |
(zich) bukken |
(zich) bukken:
Ook zich bukken - tussen <o> en <u> in.
zich bokken (L371a Geistingen)
|
Bukken, zich bukken ((zich) buigen) [N 109 (2001)]
III-1-2
|
22095 |
<naam> |
besteken:
Bijna verdwenen.
besteken (L371a Geistingen),
mei:
mei (L371a Geistingen),
Get kriegen veur zene mei.
mei (L371a Geistingen),
Venaovendj is den aoventj
mei (L371a Geistingen)
|
1. Iemands naamdag. || Een naamfeest, naamdag [vernamsdaag, nametsdaag]. [N 96C (1989)] || feest vieren op de dag gewijd aan de heilige wiens naam men draagt [besteken] [N 112 (2006)] || Naamdagsfeest.
III-3-2
|
18253 |
[falie] |
falie:
ZND35,010b: Bij eenvoudige boerenmenschen.
faalje. (L371a Geistingen)
|
falie (zwarte doek die de vrouwen vroeger droegen, nu nog hier en daar in gebruik bij begrafenissen) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
18182 |
[kazavek?] |
kazavek:
kachjevek (L371a Geistingen)
|
Kent u het woord kazevek, kazaver, kazawik voor een bepaald kledingstuk? Geef de juiste uitspraak op [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
21293 |
aalmoes |
aalmoes:
aalmoes (L371a Geistingen)
|
aalmoes [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
24077 |
aalmoezenier |
aalmoezenier:
aalmozeneer (L371a Geistingen),
rector (lat.):
rektor (L371a Geistingen)
|
Een priester die belast is met de zielzorg van een bepaalde klasse of groep van mensen [aalmoezeneer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18097 |
aambeien |
speen:
speen (L371a Geistingen)
|
Aambeien: bes- of knobbelvormige zwellingen van de aders aan de anus of aan het onderste gedeelte van de endeldarm (aambeien, takken, speen, blikaar(d)s, (vijg)puisten). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18212 |
aan flarden |
gescheurd:
gescheurd (L371a Geistingen),
kapot:
kapot (L371a Geistingen)
|
Aan flarden (gezegd van kledingstukken, t.g.v. ongeluk e.d.) [N 114 (2002)]
III-1-3
|