28432 |
kruisen |
kruisen:
krȳsǝ (L371a Geistingen)
|
De spijlen op verschillende hoogtes kruisvormig in de korf steken. Het aanbrengen van spijlen in de bisschopskorf en zwanehals kan men alleen door middel van kruisspijlen. In andere gevallen brengt men ze aan om de korfdoek bol te spannen. [N 63, 7b]
II-6
|
24100 |
kruisheer |
kruisheer:
kruushier (L371a Geistingen)
|
Een Kruisheer [Kruushier]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23314 |
kruisprocessie |
kruisprocessie (<lat.):
kruuspersessiej (L371a Geistingen)
|
De processie die tijdens de kruisdagen gehouden wordt voor een goede oogst, de kruisprocessie . [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24380 |
kruisspin |
spin:
speͅn (L371a Geistingen)
|
kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
23705 |
kruisteken |
kruisje:
kruuske (L371a Geistingen)
|
Een kruisteken [kruis, krèùs/kröös, kruus, kruuts, kruusteiken?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23799 |
kruisverering |
kruisverering:
kruusveriering (L371a Geistingen)
|
Het gebruik om op Goede Vrijdag de relikwie van het Heilig Kruis te kussen, de Kruisverering. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23411 |
kruisweg |
kruisweg:
kruusweeg (L371a Geistingen),
kruuswèèg (L371a Geistingen)
|
De gebedsoefening langs de 14 staties van Jezus gang van Pilatus naar Golgotha [kruisweg, kruuswèg, kruutswèèg]. [N 96B (1989)] || Het geheel van 14 kruiswegstaties in de kerk [kruu(t)swèèg, kruuswèg?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23412 |
kruisweg: 14 staties |
veertien staties:
vieriten stasiej (L371a Geistingen)
|
De 14 staties. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23413 |
kruiswegstatie |
kruiswegstatie:
kruuswèègstasiej (L371a Geistingen),
statie:
stasiej (L371a Geistingen)
|
Elk van de 14 afbeeldingen van Jezus kruisweg [statieoene, staties?]. [N 96A (1989)] || Één statie van de kruisweg. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17606 |
kuiltje (in de kin / wangen) |
kuiltje:
kuûlke (L371a Geistingen)
|
Kuiltje in de wang: een kuiltje in de wang, bijv. als men lacht (kuilke, kuiltje, putje). [N 106 (2001)]
III-1-1
|