e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L371a plaats=Geistingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paus paus: poûs (Geistingen) De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)] III-3-3
pauselijke zegen pauselijke zengel: pauselike zééngel (Geistingen) De pauselijke zegen, de apostolische zegen, door de priester aan de stervende gegeven [paepslieje zeëje]. [N 96D (1989)] III-3-3
pauwstaart pauwenstaart: [Vgl. Van Dale: pauwstaart, 2. ras van duiven die de staart waaiervormig kunnen openspreiden (Columba tremula)].  pouw(e)start (Geistingen, ... ) Soort gewone duif. III-3-2
peetoom peter: peter (Geistingen, ... ) de peter [de paat] [N 96D (1989)] || hoe heet de man die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] III-2-2
peettante meter: meter (Geistingen, ... ), paat: paat (Geistingen, ... ) de meter [joaën] [N 96D (1989)] || hoe heet de vrouw die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] III-2-2
penitentie penitentie (<lat.): peneténtiej (Geistingen) Penitentie. [N 96D (1989)] III-3-3
penwortel van een den pinwortel: penwǫrtǝl (Geistingen), spilwortel: spelwǫrtǝl (Geistingen) De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b] I-8
persen arbeiden: arbeiden (Geistingen) Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] I-11
pershoning pershoning: pēshōneŋ (Geistingen) Honing die men verkrijgt door de raten te persen, zodat de honing eruit loopt. Na verwijdering van de blanke, gave stukken raathoning doet men de onregelmatige stukken honingraat, nog niet verzegelde honing, open en gesloten broed, stuifmeelraten, grof werk, moerdoppen, dode bijen en ander afval in zakken van kaasdoek. Deze legt men in de honingpers, waarin ze onder grote druk de nog resterende honing prijs geven (De Roever, pag. 167). Deze geperste honing blijft echter na zeven en klaren toch een produkt van mindere kwaliteit. [N 63, 116b; N 63, 115d; N 63, 115c; JG 1a; monogr.] II-6
perslatwerk ledertje: lęjǝrkǝ (Geistingen) Laddervormig latwerk dat over een kuip of ton gelegd wordt. Met de hand drukt de imker de perszak op dit latwerk, opdat de honing eruit kan vloeien. [N 63, 122d] II-6