23285 |
paus |
paus:
poûs (L371a Geistingen)
|
De paus van Rome [poûs]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24060 |
pauselijke zegen |
pauselijke zengel:
pauselike zééngel (L371a Geistingen)
|
De pauselijke zegen, de apostolische zegen, door de priester aan de stervende gegeven [paepslieje zeëje]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22026 |
pauwstaart |
pauwenstaart:
[Vgl. Van Dale: pauwstaart, 2. ras van duiven die de staart waaiervormig kunnen openspreiden (Columba tremula)].
pouw(e)start (L371a Geistingen, ...
L371a Geistingen)
|
Soort gewone duif.
III-3-2
|
20414 |
peetoom |
peter:
peter (L371a Geistingen, ...
L371a Geistingen,
L371a Geistingen)
|
de peter [de paat] [N 96D (1989)] || hoe heet de man die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
meter:
meter (L371a Geistingen, ...
L371a Geistingen,
L371a Geistingen),
paat:
paat (L371a Geistingen, ...
L371a Geistingen)
|
de meter [joaën] [N 96D (1989)] || hoe heet de vrouw die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)]
III-2-2
|
23995 |
penitentie |
penitentie (<lat.):
peneténtiej (L371a Geistingen)
|
Penitentie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33717 |
penwortel van een den |
pinwortel:
penwǫrtǝl (L371a Geistingen),
spilwortel:
spelwǫrtǝl (L371a Geistingen)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
17911 |
persen |
arbeiden:
arbeiden (L371a Geistingen)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11
|
28656 |
pershoning |
pershoning:
pēshōneŋ (L371a Geistingen)
|
Honing die men verkrijgt door de raten te persen, zodat de honing eruit loopt. Na verwijdering van de blanke, gave stukken raathoning doet men de onregelmatige stukken honingraat, nog niet verzegelde honing, open en gesloten broed, stuifmeelraten, grof werk, moerdoppen, dode bijen en ander afval in zakken van kaasdoek. Deze legt men in de honingpers, waarin ze onder grote druk de nog resterende honing prijs geven (De Roever, pag. 167). Deze geperste honing blijft echter na zeven en klaren toch een produkt van mindere kwaliteit. [N 63, 116b; N 63, 115d; N 63, 115c; JG 1a; monogr.]
II-6
|
28677 |
perslatwerk |
ledertje:
lęjǝrkǝ (L371a Geistingen)
|
Laddervormig latwerk dat over een kuip of ton gelegd wordt. Met de hand drukt de imker de perszak op dit latwerk, opdat de honing eruit kan vloeien. [N 63, 122d]
II-6
|