id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17817 | lopen | lopen: laupe (Geleen, ... ), loupe (Geleen) | lopen [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2 |
22044 | lopend snot | nat snot: naat sjnot (Geleen), snot: snot (Geleen) | Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen met afscheiding van etter en snot uit bek, neus en ogen (lopend snot)? [N 93 (1983)] III-3-2 |
22135 | loper (boodschapper) | loopjong: loopjong (Geleen) | Vroeger (19e eeuw) werd iedere aankomst door een boodschapper gemeld. Hoe heette die? [N 93 (1983)] III-3-2 |
22109 | losplaats | losplaats: losplaats (Geleen), losplaatsj (Geleen) | de plaats waar de duiven gelost worden (losplaats, lossingsplaats of dergelijke, dus niet de naam van een stad invullen)? [N 93 (1983)] III-3-2 |
21218 | losse plankbrug | vlonder: vlonder (Geleen) | een brug die bestaat uit losse planken (vlonder, vonder, til, tilling, kwaak, vondel) [N 90 (1982)] III-3-1 |
28253 | losvloer | losvloer: losvloer (Geleen [(Maurits)] [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) | De plaats waar de mijnwagens uit de liftkooi worden gelost. Bij de hoofdschachten bevindt zich de losvloer in de schachttoren, bij blinde schachten is de mijngang die bij het bovenste gedeelte van de schacht uitloopt meteen de losvloer (Vanwonterghem pag. 187). [N 95, 691; monogr.; Vwo 484; Vwo 655; Vwo 767] II-5 |
21738 | loteling | loteling: loateling (Geleen) | iemand die voor militaire dienst geloot heeft [loteling, lotter] [N 90 (1982)] III-3-1 |
22400 | loten | loten: laote (Geleen) | Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
21194 | luchtballon | ballon: ballon (Geleen) | een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)] III-3-1 |
24998 | luchtbel in water | bobbel: bòbbel (Geleen), brobbel: brŏbbel (Geleen) | de opborrelende lucht- of gasbel in een vloeistof [wal, wel, brobbel, bobbel] [N 91 (1982)] III-4-4 |