21809 |
overleg |
overleg:
euverlĕk (Q021p Geleen),
euverlèk (Q021p Geleen)
|
de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21808 |
overleggen |
overleggen:
euverlĕkke (Q021p Geleen),
euverlèkke (Q021p Geleen)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
33560 |
overrijp, beurs |
meletig:
eigen spellingsysteem
maeletig (Q021p Geleen),
melig:
WLD ?
maelig (Q021p Geleen)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
I-7
|
25065 |
overschot, restant |
klats:
klatsj (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen),
orten (mv.):
oarte (Q021p Geleen),
rammenant:
rammenante (Q021p Geleen),
rest:
res (Q021p Geleen),
rest (Q021p Geleen),
tuiterluit:
tuiterluit (Q021p Geleen)
|
dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)] || resten || van alles wat || van alles, resten
III-4-4
|
33471 |
overstekend dakgedeelte op de binnenplaats |
luif:
lø̜i̯f (Q021p Geleen)
|
Het overstekend dakgedeelte op de binnenplaats van een gesloten hoeve. Doorgaans bevindt zich onder dit afdak een verhoogd en met kiezelsteen belegd gangpad dat rond de gehele binnenplaats en met name rond de mestvaalt gaat. Sommige benamingen voor de oversteek komen overeen met die voor dit gangpad, nl. luif en sprong. Het gangpad wordt behandeld in de aflevering over het boerenerf; hier worden, als aanvulling op de opgaven die in dit lemma zijn verwerkt, de betreffende plaatsen vermeld: luif "gangpad" in L 317, 322, 326, 422, 423, 426, 0426, 429, 430, Q 7, 9, 11, 12, 14, 22, 32, 32a, 95a, 97, 98, 99*; sprong "gangpad" in L 331, P 48, 55, Q 14, 28, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 101, 111, 112, 112b, 113, 116, 117a, 119, 121, 178, 179, 192, 196, 196a, 204a, 211, 222. Sommige benamingen van de ''dakdrup'' (zie voor het betreffende lemma aflevering I.7, de paragraaf over het erf) zijn ook opgegeven als benaming voor het overstekend dakgedeelte als geheel; ze staan achterin het lemma bijeen. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 4A, 28; N 5A, 78b; monogr.]
I-6
|
28976 |
overstikken |
afstikken:
āfštekǝ (Q021p Geleen)
|
Naast de naad nog eens naaien. [N 59, 55; N 62, 9]
II-7
|
19050 |
overtuigen |
overtuigen:
euvertugen (Q021p Geleen)
|
overtuigen [SGV (1914)]
III-1-4
|
21168 |
overweg |
overweg:
euverwaeg (Q021p Geleen),
euverweëg (Q021p Geleen),
euverwéég (Q021p Geleen)
|
de plaats waar men een spoorweg kan oversteken [overweg, bareel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18892 |
overwegen |
naprakkiseren:
nao prakkezere (Q021p Geleen),
overdenken:
euverdĕnke (Q021p Geleen)
|
goed nadenken, alles goed bekijken voordat men iets doet [nadenken, achterdenken, naprakkezeren, overdenken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33742 |
paal van de weideafrastering |
paal:
pǭl (Q021p Geleen)
|
De meeste opgaven in dit lemma duiden op een paal uit de draadomheining rond een weide. Deze opgaven zijn ontleend aan de antwoorden op de vraag ø̄Hoe noemt u de paal van de weideafrastering?ø̄ (N 14, 64). Een aantal opgaven is ontleend aan de vraag naar het algemene woord voor ø̄paalø̄ (S 27). De antwoorden op beide vragen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 64; S 27; Vld.; monogr.]
I-8
|