23404 |
relikwiekastje |
relikwienkastje:
relekwiejekesje (Q021p Geleen)
|
Het kastje waarin relikwieën bewaard worden, reliekschrijn. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
28360 |
remschijf |
stuwtoerplaat:
štywtūrplāt (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De schotelvormige schijf van de remschijftransporteur die zorgt voor het afremmen van de kolen of stenen. [N 95, 662]
II-5
|
28361 |
remschijfketting |
stuwtoerketten:
štywtūrkɛtǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Laura, Julia])
|
De transportketting van een remschijftransporteur. [N 95, 663]
II-5
|
28359 |
remschijftransporteur |
stuwtoer:
stywtūr (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Een soort remmende transporteur voorzien van een ketting met schijven voor het vervoer van kolen in steile en halfsteile lagen van boven naar beneden. De ketting beweegt door halfronde of hoekvormige goten naar beneden en remt door middel van schijven het te vervoeren materiaal. Een invuller uit Q 121 schrijft over de opgave "kandeltoer" dat dit op de Domaniale mijn halfronde platen waren van ongeveer 2 meter met aan de zijkant een ronde buis van 15 cm doorsnee waardoor de stuwketting naar boven werd getrokken. [N 95, 615; N 95, 661; monogr.]
II-5
|
21359 |
rentenier |
rentenier:
renteneer (Q021p Geleen)
|
rentenier [SGV (1914)]
III-3-1
|
21892 |
rentenieren |
rentenieren:
renteneere (Q021p Geleen)
|
leven van de inkomsten van je goederen of kapitaal [heren, rentenieren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21360 |
rentmeester |
rentmeester:
renkmeister (Q021p Geleen)
|
rentmeester [SGV (1914)]
III-3-1
|
25095 |
repareren |
lappen:
lapǝ (Q021p Geleen),
maken:
maake (Q021p Geleen),
mākǝ (Q021p Geleen),
repareren:
reparere (Q021p Geleen)
|
Herstellen of repareren van schoenen. [N 60, 231b; N 60, 231c] || repareren, opknappen [oplappen, flikken, lameseren] [N 91 (1982)]
II-10, III-4-4
|
20559 |
rest in het glas |
klats:
klàtsj (Q021p Geleen),
klatsje:
kletsjke (Q021p Geleen),
klètsjkə (Q021p Geleen)
|
restje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid bier onder in een glas (kletske) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24302 |
restant vissen |
fuik:
foek (Q021p Geleen),
snoek:
sjnook (Q021p Geleen),
snoek (mv.):
sjneuk (Q021p Geleen)
|
fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)]
III-4-2
|