34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus:
kyš (Q021p Geleen),
køš (Q021p Geleen),
kuus, kuus, kuus:
kys, kys, kys (Q021p Geleen)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lem, lem, lem:
lɛm, lɛm, lɛm (Q021p Geleen),
lemmen:
lɛmǝ (Q021p Geleen)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
lem, lem:
lɛm lɛm (Q021p Geleen),
lemmen:
lɛmǝ (Q021p Geleen),
lemmen, lemmen:
lęmǝ, lęmǝ (Q021p Geleen)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
roopen (Q021p Geleen),
rope (Q021p Geleen),
schreeuwen:
sjrĕĕve (Q021p Geleen),
sjrieève (Q021p Geleen)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] || roepen [SGV (1914)] || roepen (geen context) [DC 38 (1964)]
III-3-1
|
22122 |
roepen van de duiven |
fluiten:
fluite (Q021p Geleen),
lokken:
lokke (Q021p Geleen),
roepen:
roope (Q021p Geleen)
|
Hoe zegt men: het roepen van de duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33841 |
roepen van de hengst naar de aankomende merrie |
kraaien:
krē̜i̯ǝ (Q021p Geleen)
|
Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c]
I-9
|
24034 |
roeping |
roeping:
rooping (Q021p Geleen)
|
Roeping. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (Q021p Geleen)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
34460 |
roepwoord voor de geit |
met:
męt (Q021p Geleen)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
jonge geit:
joŋǝ gęi̯t (Q021p Geleen)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|