20702 |
spekpannenkoek |
pannenkoek met spek:
Syst. WBD
pannekook mit sjpèk (Q021p Geleen)
|
Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
sjpeel (Q021p Geleen)
|
spel [SGV (1914)]
III-3-2
|
18390 |
speld |
spang:
špaŋ (Q021p Geleen)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28970 |
spelden |
spangen:
španǝ (Q021p Geleen),
toespangen:
tušpaŋǝ (Q021p Geleen)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
28884 |
speldenkussen |
kussentje:
kø̜sękę (Q021p Geleen)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
sjpeele (Q021p Geleen)
|
Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)]
III-3-2
|
22101 |
spelen voor een prijs |
op prijs uit:
op pries vuit (Q021p Geleen),
prijsspelen:
priessjpeele (Q021p Geleen)
|
Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: spelen voor prijs? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22467 |
speler die twee beurten heeft |
dam:
dam (Q021p Geleen)
|
Een speler die twee beurten heeft om het aantal gelijk temaken in bepaalde spelen [dam, dame]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
potje:
pøͅtjə (Q021p Geleen)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
afzetten:
aafzètte (Q021p Geleen),
de lots afnemen:
cf. RhWb (V), kol. 562, s.v. "lotschen II"= saugen, lutschen
de lotsj aafnumme (Q021p Geleen),
de lots geven:
cf. RhWb (V), kol. 562, s.v. "lotschen II"= saugen, lutschen
de lotsj (gééve) (Q021p Geleen),
omzetten:
omzette (Q021p Geleen),
spenen:
sjpeene (Q021p Geleen),
speene (Q021p Geleen)
|
Hoe heet verder: het apart zetten, spenen van de jongen? [N 93 (1983)] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
III-2-2, III-3-2
|