25566 |
te nat |
te week:
tǝ węjk (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
Gezegd van deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 29b; monogr.] || Het lemma valt uiteen in verschillende grammaticale categorieën. De eerste categorie benamingen is bijvoeglijk van aard. De tweede groep bestaat uit opgaven die een zelfstandigheid aanduiden en de derde groep bestaat uit werkwoorden. [N 29, 67; monogr.]
II-1
|
21961 |
te veel voederen |
te veel voederen:
tevuil voore (Q021p Geleen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: te veel voederen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21962 |
te weinig voederen |
te min voederen:
te min voore (Q021p Geleen),
te slap voederen:
te slap voore (Q021p Geleen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: te weinig voederen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
29095 |
te wijd |
te wijd:
tǝ wīt (Q021p Geleen)
|
Te ruim, gezegd van een kledingstuk of kledingstukonderdeel. [N 59, 130a; N 62, 26c; MW]
II-7
|
24385 |
teek |
praam:
praam (Q021p Geleen),
schapen:
scheeëp (Q021p Geleen),
teek:
tijk (Q021p Geleen)
|
teek [DC 30 (1958)]
III-4-2
|
17715 |
teelballen |
kloten:
Gemeen.
kloote (Q021p Geleen),
knoppen:
knöp (Q021p Geleen),
zetters:
Gemeen.
zetters (Q021p Geleen)
|
[N 10c (1995)]
III-1-1
|
17680 |
teen |
teen:
teèn (Q021p Geleen),
tēĕn (Q021p Geleen),
tieën (Q021p Geleen),
tieëne (Q021p Geleen)
|
teen [SGV (1914)] || teen (toon) [DC 01 (1931)] || tenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
32407 |
teenmes |
holmes:
hǭlmɛts (Q021p Geleen)
|
Bodemmes waarvan het snijdend gedeelte vrij smal is en waarvan de opwaarts gebogen punt spits toeloopt. Soms is dit deel van het blad ook tot een lichte haak omgebogen. Het mes dient om de teenholte van de geheulde klomp ruimer te maken en af te werken. De steel van het mes is lang en rust tijdens het werken op de schouder van de klompenmaker. [A 29a, 8a; A 29a, 10a; A 29a, 10c; A 29a, 12a-b; A 29a, 15c; Bakeman 9; monogr.]
II-12
|
31131 |
teenstuk |
teenstuk:
teǝnštø̜k (Q021p Geleen)
|
Reparatielapje onder de schoenzool, aan de teen. [N 60, 233d]
II-10
|
18483 |
teenstuk [wld ii.10, p. 60] |
teenstuk:
teënsjtök (Q021p Geleen)
|
Het lapje onder de schoenzool, aan de teen (teenstuk, stootlap, stuitstuk) [N 60 (1973)]
III-1-3
|