24634 |
verdord |
dor:
eigen spellingsysteem
dor (Q021p Geleen),
verdroogd:
WLD
verdrêûg (Q021p Geleen)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
leid (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
verdriet:
verdreet (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)] || leed [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
17936 |
verdwenen |
de kloten op:
de kloaten op (Q021p Geleen),
eweg:
eweg (Q021p Geleen),
foetsie:
foetsie (Q021p Geleen),
weg:
weg (Q021p Geleen)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23855 |
vereniging die de processiepaaltjes plaatst |
naburen:
de naobers (Q021p Geleen)
|
De vereniging of groep die de dag voor de processie de paaltjes (met de processievaantjes) en de rustaltaren plaatst. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22058 |
verenmijt |
luis:
luus (Q021p Geleen),
verenmijt:
vèremiet (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: vedermijten: tasten de veren aan, vaak met weinig zichtbare schade. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22179 |
verenschurftmijt |
luis:
luus (Q021p Geleen),
verenmijt:
vèremiet (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: verenschurftmijt: onderhuids, 1/3 mm, afbraak van veren; veroorzaakt de zogeheten ruiziekte. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17924 |
verfrommelen |
fommelen:
foemele (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
verfommelen:
verfōēmele (Q021p Geleen)
|
Frommelen, verfrommelen: kreukels maken in bijv. een zakdoek (frommelen, fommelen, fronselen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21453 |
vergaderen |
vergaderen:
vergadere (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
ter vergadering bijeengekomen zijn, vergaderen [garen, gaderen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
27700 |
vergaderruimte |
conferentiekamer:
conferentiekamer (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
[N 95, 29]
II-5
|
19251 |
vergeetachtig |
een kop wie een zijschotel:
eine kop wie ein ziesjotel (Q021p Geleen),
vergeetachtig:
vergaetechtig (Q021p Geleen),
vergaetägtig (Q021p Geleen)
|
zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|