e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q021p plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verdord dor: eigen spellingsysteem  dor (Geleen), verdroogd: WLD  verdrêûg (Geleen) Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)] III-4-3
verdriet; verdriet doen leed: leid (Geleen, ... ), verdriet: verdreet (Geleen, ... ) een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)] || leed [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)] III-1-4
verdwenen de kloten op: de kloaten op (Geleen), eweg: eweg (Geleen), foetsie: foetsie (Geleen), weg: weg (Geleen) Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)] III-1-2
vereniging die de processiepaaltjes plaatst naburen: de naobers (Geleen) De vereniging of groep die de dag voor de processie de paaltjes (met de processievaantjes) en de rustaltaren plaatst. [N 96C (1989)] III-3-3
verenmijt luis: luus (Geleen), verenmijt: vèremiet (Geleen) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: vedermijten: tasten de veren aan, vaak met weinig zichtbare schade. [N 93 (1983)] III-3-2
verenschurftmijt luis: luus (Geleen), verenmijt: vèremiet (Geleen) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: verenschurftmijt: onderhuids, 1/3 mm, afbraak van veren; veroorzaakt de zogeheten ruiziekte. [N 93 (1983)] III-3-2
verfrommelen fommelen: foemele (Geleen, ... ), verfommelen: verfōēmele (Geleen) Frommelen, verfrommelen: kreukels maken in bijv. een zakdoek (frommelen, fommelen, fronselen). [N 84 (1981)] III-1-2
vergaderen vergaderen: vergadere (Geleen, ... ) ter vergadering bijeengekomen zijn, vergaderen [garen, gaderen] [N 87 (1981)] III-3-1
vergaderruimte conferentiekamer: conferentiekamer (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) [N 95, 29] II-5
vergeetachtig een kop wie een zijschotel: eine kop wie ein ziesjotel (Geleen), vergeetachtig: vergaetechtig (Geleen), vergaetägtig (Geleen) zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)] III-1-4