22206 |
duimveren (38) |
klein borstveren:
kleinəf1 əf2 borsvaere (Q021p Geleen)
|
kleine borstveren [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21312 |
duits |
duits:
Dütsch (Q021p Geleen)
|
Duitsch [SGV (1914)]
III-3-1
|
23504 |
duitse mis |
duitse zang:
duitsje zangk (Q021p Geleen)
|
Een Duitse mis, door de gelovigen samen gezongen [Duutsje zingmèa?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23225 |
duivel |
duivel:
duuvel (Q021p Geleen)
|
De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21992 |
duiven inkorven |
inkorven:
inkuirve (Q021p Geleen),
inkörve (Q021p Geleen)
|
Hoe heet het in de reismand stoppen van de duif in het duivelokaal? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21971 |
duiven inzetten |
inkorven:
inkeurve (Q021p Geleen),
inleggen:
inlègke (Q021p Geleen),
inzetten:
inzètte (Q021p Geleen)
|
Hoe heet het inzetten van duiven in wedstrijden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22098 |
duiven keuren |
inspecteren:
inspekteere (Q021p Geleen),
stelling bepalen:
sjtèlling bepaale (Q021p Geleen)
|
de duif keuren in het hok om over de deelneming aan een vlucht te beslissen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22035 |
duiven kweken |
kweken:
kweken (Q021p Geleen)
|
Wat is de dialectbenaming voor: duiven houden voor de voortplanting alleen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22113 |
duiven terugbrengen |
terug naar lokaal:
truk nao lokaal (Q021p Geleen),
terugbrengen:
trökbrènge (Q021p Geleen)
|
de duiven terugbrengen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21965 |
duivenhok |
duifhuis:
dufǝs (Q021p Geleen),
duivenhok:
duvǝ(n)hǫk (Q021p Geleen),
duivenspijker:
dǫu̯vǝspikǝr (Q021p Geleen),
duiventil:
duvǝtel (Q021p Geleen),
hok:
Opm. v.d. invuller: is huidige benaming.
hok (Q021p Geleen),
kooi:
kouw (Q021p Geleen),
spijker:
špikǝr (Q021p Geleen),
Opm. v.d. invuller: is vroegere benaming.
spieker (Q021p Geleen)
|
(duiven)til [SGV (1914)] || Hoe heet de woonplaats van de duif? [N 93 (1983)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|