18784 |
franje |
franjel:
fraanjel (Q021p Geleen),
frānjǝl (Q021p Geleen)
|
franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
25240 |
fris weer |
koudachtig:
kawtèchtig (Q021p Geleen),
kouwelijk:
kaeielik (Q021p Geleen)
|
tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
27684 |
frisdrankenhuisje |
melkboede:
mɛlkbut (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Laura, Julia])
|
Gebouwtje waar melk, limonade, haringen, sigaretten, sprits en pruimtabak te koop zijn. [N 95, 6 add.; N 95A, 15]
II-5
|
17598 |
fronsen |
fronsen:
frònsje (Q021p Geleen),
rimpelen:
rumpele (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen),
trekken:
(trèkke) (Q021p Geleen)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
27733 |
front |
front:
frǫnt (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma])
|
Het uiteinde of de zijde van de mijngang die in het gesteente of in de steenkoollaag vooruitgedreven wordt. Werkfront in het algemeen. [N 95, 10; N 95, 398; monogr.; Vwo 329]
II-5
|
33483 |
fruit, afgevallen |
rebut (fr.):
d.i. slecht fruit
rebuuj (Q021p Geleen)
|
afgevallen fruit
I-7
|
20536 |
fruiten |
fruiten:
fruitə (Q021p Geleen)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19727 |
fuchsia |
bellenboom:
belle boom (Q021p Geleen)
|
fuchsia [DC 57 (1982)]
III-2-1
|
22851 |
fuik |
fuik:
foek (Q021p Geleen)
|
fuik [SGV (1914)]
III-3-2
|
17807 |
gaan |
gaan:
gaon (Q021p Geleen),
goon (Q021p Geleen)
|
gaan [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|