e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huilen bellen: beele (Geleen, ... ), beuken: bĕŭke (Geleen), böke (Geleen), ⁄t bĕŭke (Geleen), minder fijn  beuke (Geleen), grijnen: griene (Geleen, ... ), oudere personen  grienen (Geleen), huilen: hulen (Geleen), huulen (Geleen), janken: eigen spellingsysteem  janke (Geleen), joenken: jonken (Geleen) blaffen, huilend — || het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)] || Hoe noemt u een hoog en schel onaangenaam geluid voortbrengen, gezegd van honden (huilen) [N 83] || huilen: kinderen bij pijn/verdriet; volwassenen [DC 17 (1949)] || zijn verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten [huilen, beuken, simmen, schrauwen, grijnzen, gringzen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-2-1
huilen, schreien huilen: hulen (Geleen), janken: janken (Geleen) schreien [SGV (1914)] III-1-4
huis, woning huis: hoes (Geleen) huis [SGV (1914)] III-2-1
huishouden huishouden: hoeshauwe (Geleen) huishouden [SGV (1914)] III-2-1
huisjesslak karakol: eigen spellingsysteem  kerkol (Geleen) Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)] III-4-2
huislook hommelskruid: -  hommelskroet (Geleen), huislook: -  hoeslook (Geleen) donderblad, huislook [DC 46 (1971)] III-4-3
huismus, mus mus: mösj (Geleen) huismus (14,5 overal bij de mensen door ieder gekend; wijfje geheel bruin [N 09 (1961)] III-4-1
huisnaaister huisnaaierse: hūsnējęšǝ (Geleen) Naaister die thuis of bij iemand anders aan huis werkt. Thuiswerk staat doorgaans tegenover fabriekswerk. [N 59, 200] II-7
huisvlieg, vlieg huisvlieg: hoesvleeg (Geleen), vlieg: vleeg (Geleen, ... ) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] || vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)] III-4-2
huiszegen huiszengen: hoeszaenge (Geleen) De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)] III-3-3