e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kniebeschermer knielap: knēlap (Geleen  [(Maurits)]   [Zolder]) Bescherming voor de knieēn, vooral noodzakelijk in lage pijlers. De "knielap" was volgens een invuller uit Q 121 van vilt, de "knieschoner" van leer. [N 95, 885; monogr.] II-5
knieholte hees: hēĕse (Geleen) knieholte [DC 01 (1931)] III-1-1
knielbankje knielbankje: kneelbenkske (Geleen) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielen knielen: kneele (Geleen) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3
knielkussen kussentje: kösseke (Geleen) Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
kniezen kniezen: knîêtsje (Geleen) een knagend verdriet hebben en zichzelf daarvoor als ongelukkig beklagen [treuren, kniezen] [N 85 (1981)] III-1-4
knijpen knijpen: kniepe (Geleen, ... ), kniepen (Geleen), knīēpe (Geleen), pitsen: pitsje (Geleen), pitsjen (Geleen) knellen [SGV (1914)] || Knijpen: vel of vlees met de vingers samenknijpen; drukken (nijpen, knijpen, pitsen). [N 84 (1981)] || nijpen [SGV (1914)] III-1-2
knikkebenen met doorgezakte knie?n lopen: doargezakte (Geleen) lopen: met doorknikkende knieën lopen [kwakken] [N 10 (1961)] III-1-2
knikken doorzakken: dōrzakǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Eisden]) Gezegd van een stijl die door te zware belasting doorbuigt. [N 95, 357; monogr.] II-5
knikker huif: uuf (Geleen), uuve (Geleen, ... ), (= knikkers).  uven (Geleen), meis: mausj (Geleen) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Kleine stenen of glazen knikker [mullemer, aardezoekertje, artzeiker]. [N 88 (1982)] || knikker [SGV (1914)] || Knikkers. III-3-2