18869 |
kwaad weglopen |
gepritst zijn:
gepritsj zien (Q021p Geleen),
weglopen:
weglaope (Q021p Geleen)
|
kwaad weglopen [horsen, hoorsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19314 |
kwaadspreekster |
blats:
blatsj (Q021p Geleen),
klatswijf:
⁄n klatsjwīēf (Q021p Geleen),
taats:
taatsj (Q021p Geleen),
waswijf:
e wesjwīēf (Q021p Geleen),
weschwief (Q021p Geleen),
wauweltant:
wauweltant (Q021p Geleen)
|
een vrouw die graag kwaad spreekt [kwadetong, vuiletong, kommeer, blameer, klapei] [N 85 (1981)] || iemand die altijd kwaad spreekt van anderen [insteker] [N 85 (1981)] || klappei [SGV (1914)]
III-1-4
|
18981 |
kwaadspreker |
klatswijf:
⁄n klatsjwīēf (Q021p Geleen),
stechelaar:
stichelaer (Q021p Geleen)
|
iemand die altijd kwaad spreekt van anderen [insteker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17983 |
kwaal |
kwaal:
kwaol (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen,
Q021p Geleen,
Q021p Geleen),
kwoal (Q021p Geleen)
|
kwaal [DC 02 (1932)] || Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22519 |
kwajongen (kaartspel) |
kwajongen:
kaojonge (Q021p Geleen)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
eigen spellingsysteem
kwake (Q021p Geleen),
WLD
kwake (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18156 |
kwakzalver |
kwakzalver:
kwakzalver (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
kwakzawver (Q021p Geleen),
wonderdokter:
wónjerdokter (Q021p Geleen)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21693 |
kwanselen |
tuisen:
Van Dale: tuisen, 1. (veroud., gew.) ruilen.
toesje (Q021p Geleen)
|
voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25311 |
kwart el, maat van 17 cm |
vierdel:
viëdel (Q021p Geleen)
|
de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwat.tel (Q021p Geleen)
|
kwartel [SGV (1914)]
III-4-1
|