22151 |
lange achterzijde van de mand |
achterkant:
achterkantj (Q021p Geleen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: lange achterzijde van de mand? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18286 |
lange broek |
lange boks:
lang bòks (Q021p Geleen),
lange broek:
lang brook (Q021p Geleen)
|
een lange broek [N 59 (1973)]
III-1-3
|
24733 |
lange dunne tak |
tak:
eigen spellingsysteem
tak (Q021p Geleen)
|
Een lange dunne tak (geert) [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17610 |
lange neus |
tuitel:
teutel (Q021p Geleen),
tóttel (Q021p Geleen)
|
neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24906 |
lange tijd |
toer:
enen toer (Q021p Geleen),
toer (Q021p Geleen)
|
een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22150 |
lange voorzijde van de mand |
voorkant:
veurkantj (Q021p Geleen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: lange voorzijde van de mand? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24844 |
lange, dunne tak |
dunne tak:
dunne tak (Q021p Geleen)
|
dunne tak [DC 35 (1963)]
III-4-3
|
21977 |
langeafstandsvlucht |
fond:
baove 500 fónd (Q021p Geleen),
fondvlucht:
fondvluchte (Q021p Geleen),
midfond:
midfónd (Q021p Geleen)
|
lange afstandsvlucht (300 km of meer)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24418 |
langpootmug |
glassnijder:
eigen spellingsysteem
glaassjnieer (Q021p Geleen),
knozel:
knozel (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
snijder:
sjnieder (Q021p Geleen),
WLD
sjnieder (Q021p Geleen),
vrijer:
vrijer (Q021p Geleen)
|
Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)] || langpootmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
27798 |
langs de snoeren kijken |
richten:
rextǝ (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Emma])
|
Kijken of de richting van de mijngang goed is. De richting moet naar het werkfront worden doorgetrokken. Voordat men hiertoe overgaat, controleert men eerst of de richting nog wel bruikbaar is. Daartoe bevestigt men drie richtingssnoeren. Hangen deze in een rechte lijn, dan wordt het derde snoer, dat uitsluitend voor controle dient, verwijderd. De richting wordt met behulp van de twee overige doorgetrokken. Daarvoor zijn drie man nodig: één die langs de snoeren kijkt, één die het tweede snoer belicht, terwijl de derde man een lamp voor het front hangt of vasthoudt. Hiervoor wordt bij voorkeur een benzinelamp gebruikt. De vlam wordt zodanig getemperd, dat zij vanaf de richtingssnoeren nog juist duidelijk zichtbaar is. Dit gebeurt om de grootst mogelijke nauwkeurigheid te krijgen. De persoon die viseert geeft door bewegingen met de lamp naar links of naar rechts te kennen naar welke kant de lamp aan het front verplaatst moet worden (Driessen pag. 128-129). [N 95, 851]
II-5
|