27614 |
begin van de dienst |
begin schicht:
bǝgen šex (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Willem-Sophia])
|
Uit de antwoorden blijkt dat men de woordtypen als "beginschicht" en "begin van de schicht" als synoniemen moet beschouwen. [N 95, 119; monogr.]
II-5
|
25559 |
beginnen te rijzen |
gaan:
(het deeg) gęjt (Q021p Geleen)
|
De informant van Q 121 merkt op dat dit "beginnen te rijzen" gebeurt van b.v. zondagavond tot 4 uur maandagmorgen. [N 29, 25a; monogr.]
II-1
|
32718 |
beginvoor aan de zijkant |
reen:
ręi̯n (Q021p Geleen)
|
Bedoeld wordt de eerste voor die men aan de zijkant van de akker ploegt, als men deze met een wentelploeg of een keerploeg gaat omwerken of als men hem gaat uiteenploegen met een enkele ploeg. In het laatste geval wordt er aan beide zijkanten een beginvoor geploegd. Deze beginvoor wordt opgeploegd uit de op of tegen de akkergrens gelegen eindvoor van het voorafgaande seizoen. De hieronder vermelde termen hebben meestal alleen in combinatie met een werkwoord voor ploegen de betekenis "beginvoor aan de zijkant". Men zie daarom ook het lemma De Eerste Voor Ploegen onder C. [N 11, 60; N 11A, 117b + 121c]
I-1
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrafenis (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
begrĕfenis (Q021p Geleen),
de begrafenis (Q021p Geleen)
|
begrafenis [SGV (1914)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20434 |
begrafenismaal |
koffietafel:
koffietaofel (Q021p Geleen)
|
het begrafenismaal [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begrave (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
begrijpen:
begriepe (Q021p Geleen),
begrīēpe (Q021p Geleen)
|
met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begrip:
begriep (Q021p Geleen),
begrip (Q021p Geleen),
benul:
benul (Q021p Geleen),
benöl (Q021p Geleen),
verstand:
versjtanjd (Q021p Geleen)
|
besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22669 |
beiaard |
carillon (fr.):
carillon (Q021p Geleen)
|
Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22906 |
beieren |
luiden:
de klokke loewe (Q021p Geleen)
|
Hoe zegt men : de klokken beieren?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|