e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
regels regels: rēgǝls (Geleen) De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld] II-9
regenjas regenmantel: raengemantjel (Geleen) een regenmantel [N 59 (1973)] III-1-3
regenworm pielworm: peelworm (Geleen, ... ), peelwórm (Geleen), piering: pering (Geleen) pier [SGV (1914)] || pier, aardworm [SGV (1914)] || regenworm [DC 40 (1965)] III-4-2
reiken naar get krijgen: gèt krīēge (Geleen), pakken naar: pakke (Geleen), reiken naar: rieke noa giet (Geleen) reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)] III-1-2
reinigen (van de hokken) poetsen: pòtse (Geleen), pótse (Geleen) Hoe zegt men: het reinigen van de hokken? [N 93 (1983)] III-3-2
reis reis: reis (Geleen, ... ) het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)] III-3-1
reiskoffer kalebasje: Opm. is verouderde benaming.  kalebeske (Geleen), koffer: koffer (Geleen), kŏffer (Geleen), kòffer (Geleen), Karte 365.  koffer (Geleen) Het voorwerp van leer, stof, riet om goederen mee op reis te nemen [koffer, valies] [N 90 (1982)] || Reisekoffer III-3-1
reizen op reis gaan: op reis gaon (Geleen), reizen: reize (Geleen) een reis ondernemen [reizen, pelgrimmen] [N 90 (1982)] III-3-1
rekruut rekruut: rekruut (Geleen) een soldaat die net in dienst is [rekruut, groentje, schacht] [N 90 (1982)] III-3-1
relikwie relikwien: relekwieje (Geleen) De vereerde overblijfselen van heiligen of zaken die met Christus, Maria of een heilige in aanraking zijn geweest, relieken, relikwieën. [N 96A (1989)] III-3-3