e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor het varken kuus: kyš (Geleen), køš (Geleen), kuus, kuus, kuus: kys, kys, kys (Geleen) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roep- en lokwoorden voor het lam lem, lem, lem: lɛm, lɛm, lɛm (Geleen), lemmen: lɛmǝ (Geleen) [N 19, 74b; VC 14, 2k (R] I-12
roep- en lokwoorden voor het schaap lem, lem: lɛm lɛm (Geleen), lemmen: lɛmǝ (Geleen), lemmen, lemmen: lęmǝ, lęmǝ (Geleen) [N 19, 74a; VC 14, 2j (R] I-12
roepen roepen: roopen (Geleen), rope (Geleen), schreeuwen: sjrĕĕve (Geleen), sjrieève (Geleen) op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)] || roepen [SGV (1914)] || roepen (geen context) [DC 38 (1964)] III-3-1
roepen van de duiven fluiten: fluite (Geleen), lokken: lokke (Geleen), roepen: roope (Geleen) Hoe zegt men: het roepen van de duiven? [N 93 (1983)] III-3-2
roepen van de hengst naar de aankomende merrie kraaien: krē̜i̯ǝ (Geleen) Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c] I-9
roeping roeping: rooping (Geleen) Roeping. [N 96D (1989)] III-3-3
roepwoord om de klokhen te lokken kloek, kloek, kloek: kluk, kluk, kluk (Geleen) [N 19, 44c; A 6, 2c] I-12
roepwoord voor de geit met: męt (Geleen) [N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.] I-12
roepwoord voor de jonge geit jonge geit: joŋǝ gęi̯t (Geleen) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12