e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Geleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruw wreed: vrĕj (Geleen) Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)] III-1-2
ruw, hard bot: bot (Geleen), ruw: roe (Geleen), roewe (Geleen) ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruw, ruig ruw: roe (Geleen, ... ) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4
ruzie heibel: Van Dale: heibel, 1. drukte, lawaai, getier: heibel maken; -heibel hebben, een grote mond opzetten; ruziën; - 2. heibeltje, ruzie, gekijf; standje.  heibel (Geleen), ruzing: ruzing (Geleen) een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] III-3-1
ruzie maken ruzing maken: ruzing mààke (Geleen), tintelen: WNT: tintelen (I), B. Prikkelen, 2) Met vijandige bedoeling, a) beleedigen, kwetsen, krenken.  tenjtele (Geleen), tokken: toeke (Geleen) ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] III-3-1
ruziën houwen en stampen: hauwe en sjtampe (Geleen), kluppelen: klöppele (Geleen) ruzie maken en daarbij gebruik maken van handen, armen en benen [kempen, kebberen, vechten] [N 85 (1981)] III-3-1
sabbelen knauwelen: knauwele (Geleen), sabbelen: sabbele (Geleen), zabbele (Geleen) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
sacramentsaltaar sacramentsaltaar: sakkremseltjer (Geleen) Het sacramentsaltaar (in grote kerken), een afzonderlijk altaar waarop zich het tabernakel met de H. Hosties bevindt. [N 96A (1989)] III-3-3
sacramentsdag sacramentsdag: sacremèntsdaag (Geleen) Donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, Sacramentsdag [papkêrremes, Vroonlaichnaam]. [N 96C (1989)] III-3-3
sacramentshuisje tabernakel (<lat.): tabbernaakel (Geleen) Het sacramentshuisje, een vrijstaande of in de muur uitgespaarde kast waarin de geconsacreerde Hosties bewaard worden. [N 96A (1989)] III-3-3