17631 |
borsten |
memmen:
memme (Q021p Geleen)
|
borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
17765 |
borstkas |
borst:
(dim. beusjke)
bors (Q021p Geleen),
borstkas:
borstkas (Q021p Geleen)
|
Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
28219 |
borstlamp |
mijnmeterslamp:
mīnmę̄tǝrslamp (Q021p Geleen
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Lamp die op de borst wordt gedragen. Volgens de invuller uit Q 15 was de borstlamp incidenteel bestemd voor de hoofdleiding (ingenieur, inspecteur, chef-ondergronds). De lamp had een systeem waarmee men kon aflichten, d.w.z. controleren op mijngas. Uit de opgave "mijnmeterslamp" van de respondent uit Q 21 blijkt dat de lamp ook door deze beroepsgroep werd gebruikt. [N 95, 261; monogr.]
II-5
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleuris (Q021p Geleen, ...
Q021p Geleen),
pleuris:
pleiris (Q021p Geleen)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33713 |
bos |
bos:
bǫš (Q021p Geleen),
bosje:
bø̜škǝ (Q021p Geleen)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
33516 |
bos groente |
bussel:
bössel (Q021p Geleen),
eigen spellingsysteem
bössel (Q021p Geleen),
WLD
bössel (Q021p Geleen)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
I-7
|
20734 |
bosbessenvlaai |
bosbessenvlaai:
Syst. WBD
bosbessevlaai (Q021p Geleen)
|
Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34258 |
boter |
boter:
bōtǝr (Q021p Geleen),
botter:
botǝr (Q021p Geleen)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
20637 |
boterham |
boterham:
bòtramme (Q021p Geleen),
Syst. WBD
boteram (Q021p Geleen)
|
boterhammen || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
bammetje:
Syst. WBD
bammeke (Q021p Geleen)
|
Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|