e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gemmenich

Overzicht

Gevonden: 787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duiven ringen ringen: Vööjel mote jerengd weade.  `reŋə (Gemmenich) Renge2: (be)ringen. III-3-2
duivenhok duives: `duvəs (Gemmenich) Duveç: Taubenschlag. III-3-2
duivenmelker duivenpiet: `duvəpi.t (Gemmenich) Duvepit: Taubensportler. III-3-2
duizelig dol: e waet dool (Gemmenich), duizelig: e waet doeselech (Gemmenich) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] III-1-2
duwen duwen: døjə (Gemmenich) duwen [RND] III-1-2
een boterham smeren een boterham maken: ən borəram mākə (Gemmenich), een boterham smeren: ən borəram šmērə (Gemmenich) smeren [RND] III-2-3
een ei ei: āi̯ (Gemmenich), ẽ̜.i̯ (Gemmenich) [L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.] I-12
een kaart uitspelen opkaarten: `o.pkā.te (Gemmenich) Opkaate: Ausspielen, als erster eine Karte auf den Tisch bringen. III-3-2
een lelijk gezicht trekken een schrouw gezicht maken: e schro jesicht make (Gemmenich) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4
een spel kaarten spel: Sub speel.  e speel kaate (Gemmenich) [Ein Spiel Karten]. III-3-2