23178 |
speelgoed |
speelgetuig:
`špɛ̄:ljəty(3)̄.ç (Q251p Gemmenich),
speelzakens:
`špɛ̄:lzā.kəs (Q251p Gemmenich),
spelens:
`špɛ̄:ləs (Q251p Gemmenich)
|
Spääles: Spielsachen, Spielzeug. || Spääljetüüg: Spielzeug. || Späälsaakes: Spielzeug, Spielsachen.
III-3-2
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
kā.t (Q251p Gemmenich)
|
Kaat: Karte; [...] Spielkarte.
III-3-2
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
špē.l (Q251p Gemmenich)
|
Speel: 1. Spiel, auch sportliche Begegnung; 2. Spielgegenstand, Spielzeug: e speel kaate.
III-3-2
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
`špɛ̄:lə (Q251p Gemmenich)
|
Spääle: Spielen.
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
spelletje:
`špelšə (Q251p Gemmenich)
|
Spelsche: 1. Kurzes Spiel, Spielchen.
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
spinǝ (Q251p Gemmenich)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
24247 |
sperwer |
duivenstoter:
doevestueter (Q251p Gemmenich),
kuikendief:
ky:kənde:f (Q251p Gemmenich)
|
sperwer [RND] || sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24379 |
spin |
spin:
špɛn (Q251p Gemmenich)
|
spin [RND]
III-4-2
|
33588 |
spinazie |
spinaat:
sjpinaat (Q251p Gemmenich)
|
[Heem 12.1 (1968)]
I-7
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
špęnǝ (Q251p Gemmenich)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.]
II-7
|