e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gemmenich

Overzicht

Gevonden: 787
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijde zij: zie (Gemmenich) zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] III-1-1
zingen zingen: `zeŋə (Gemmenich) Senge: Singen. III-3-2
zool zool: zǭl (Gemmenich) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] I-9
zuchten zuchten: zèùte (Gemmenich) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zure oprisping branden, het -: t brèène ha (Gemmenich) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zuster zuster: zø̄stər (Gemmenich) zuster [ZND 04 (1924)] III-2-2
zuur oprispen het branden hebben: t brèène ha (Gemmenich) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] III-1-2
zwarte kraai, kraai kraan: kron (Gemmenich) kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)] III-4-1
zwarte mees zwart keesmeesje: sjwat keesmeeske (Gemmenich) zwarte mees (11 net een kleine koolmees [052], maar zonder gele kleur en zwarte buikstreep, wel met een witte nekplek; alleen in mast- en sparrenbossen; nest vaak in bodemgaatje; roep snel [tjietjai, tjietjai] [N 09 (1961)] III-4-1
zwarte specht zwarte specht: sjwate späet (Gemmenich) specht, zwart ~ (46 grote, zwarte knaap; alleen in grote bossen [N 09 (1961)] III-4-1