e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fokzeug baggenzoog: bagǝzū.x (Genk) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12
fooi drinkgeld: dreͅnkgeͅld (Genk) fooi [ZND 35 (1941)] III-3-1
fopspeen lots: lots (Genk) speen, tutter III-2-2
fortuin maken zich schatrijk maken: heͅ zal zeͅch chatrijk moͅkeͅ (Genk) Fortuin. [ZND 35 (1941)] III-3-1
framboos hennenbeer: hinnebiehre (Genk), frambozen  hinnebiehre (Genk) frambozen I-7
franje frandel: frandele (Genk), franjel: franjel (Genk), fronjel: froanel (Genk) bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] || franje || Franje. Een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeen-gehouden [franje, franjel, fraling] [N 114 (2002)] III-1-3
frankrijk frankrijk: vēͅ heͅbbe ən Frankrek geͅzēͅteͅ (Genk) Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)] III-3-1
fret fret: fret (Genk) fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)] III-4-2
frisdrankenhuisje melkbar: melkbar (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) Gebouwtje waar melk, limonade, haringen, sigaretten, sprits en pruimtabak te koop zijn. [N 95, 6 add.; N 95A, 15] II-5
fronsen fronsen: fronse (Genk) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)] III-1-1