e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
riem riem: riem (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]) De riem waarmee de broek wordt opgehouden en waaraan de accu van de petlamp wordt bevestigd. [N 95, 62; monogr.] II-5
riesterstaaf te zetten: ęi̯.zǝr vir dǝ plox˱ brēǝr ǫf šāǝr tǝ zętǝ (Genk) Bij sommige ploegen kon het riester worden verzet d.m.v. een staaf, die de verstelbare verbinding vormde tussen het achtereinde van het riester en de ploegstaart. [JG 1a; N 11, 31.V.d add.] I-1
rij, wiers roede: rui̯ (Genk) De langwerpige heuveltjes of stroken waarin het nog niet geheel droge hooi wordt bijeengeharkt voordat het op hopen wordt gebracht. [N 14, 101; JG 1b, 2c en Goossens 1963; A 10, 19; A 16, 2; L 38, 37; monogr.] I-3
rijden jagen: joage (Genk), rijden: rij-e (Genk), rije (Genk), rijen (Genk), rijie (Genk) jagen || rijden [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-3-1
rijgen troggelen: trogǝlǝ (Genk) Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.] II-7
rijggaren drieggaren: drieggaren (Genk), driegkatoen: driegkatoen (Genk) Grover soort garen, die men gebruikt om de patroondelen voorlopig aan elkaar vast te naaien (Gerritse, pag. 37). De antwoorden van de informanten zijn in twee delen gesplitst. De eerste groep bestaat uit woordtypen waarvan men het gebruik van het garen kan afleiden. De tweede groep woordtypen geeft niet alleen het gebruik aan, maar ook het materiaal waarmee men werkt. [N 59, 6b; N 62, 57; monogr.] II-7
rijgsteek driegsteek: drīxstēk (Genk), trochelsteek: troxǝlstēk (Genk) Zie afb. 31. [N 59, 52a; N 62, 16a; N 62, 6] II-7
rijkdom fortuin: fərti.n (Genk) rijkdom [RND] III-3-1
rijkswachter gendarme (fr.): nə šendēͅrm (Genk) Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1
rijp rijp: rééjp (Genk) rijp [RND] III-2-3