e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte vloed vuildracht: vuildracht (Genk) Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99] I-11
witte waterkers kers: kars (Genk), kārš (Genk) Rorippa nasturtium-aquaticum (L.) Hayek Niet meer zo algemeen voorkomende plant van 10 tot 90 cm hoog met een slappe holle, kantige stengel, die aan de voet vaak kruipend is en daar wortelt. De plant groeit aan sloten en beken en heeft bovenaan de stengels groene vruchtjes in de vorm van 2 cm grote boontjes. De kleine witte bloempjes aan de top van de stengel bloeien van mei tot september. Ook in cultuur als groente. De oude botanische naam ervan is Nasturtium officinale R.Br. [A 51, 39; monogr.] || witte waterkers [DC 51 (1976)] I-5, III-4-3
witte waterlelie pomproos: pòmproehs (Genk), -  po.mprú:s (Genk), waterlelie  pòmproehs (Genk) waterlelie || witte waterlelie [DC 49a (1974)] III-4-3
wittebrood wit brood: wit brut (Genk) wit brood [ZND 01u (1924)] III-2-3
woede colre (fr.): Fr. colère uitgesproken ke-laer  kelaer (Genk), gift: gif (Genk), èn een gif(t)  gift (Genk) koleire || koleire, woede III-1-4
woelen schravelen: sjrâvele (Genk) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)] III-1-2
woensdagx goensdag: goensdig (Genk) woensdag III-4-4
wolfsdak wolfsdak: wǫlfs˱dǭk (Genk) Zadeldak waarvan de topgevels zijn afgeknot. [N 4A, 23a; div.] II-9
wolfsgebit, gebroken gebit stang: staŋ (Genk) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wonde wonde: die wont zal kaot wère (Genk), wonn (Genk), wun (Genk) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || wonde [ZND 45 (1946)] III-1-2