18087 |
heupjicht |
jicht:
jich (Q003p Genk)
|
Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (ischias, geschot, steek(te), pleurijs, flerecijn). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
28938 |
heupwijdte, zitwijdte |
heupwijdte:
heupwijdte (Q003p Genk)
|
Maat gemeten om het dikste deel van het zitvlak, met voor heren twee vingers speling tussen de maatband en het lichaam. [N 59, 44d; N 59, 44c; N 62, 2b]
II-7
|
33704 |
heuvel |
berg:
bɛrǝx (Q003p Genk),
heuvel:
hiǝvǝl (Q003p Genk),
hīvǝl (Q003p Genk)
|
Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22]
I-8
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
berg:
nə beͅrəx (Q003p Genk),
heuvel:
nen hievel (Q003p Genk),
nen hieəvel (Q003p Genk),
hoogte:
wat een hīxtə (Q003p Genk),
wat een hoegte (Q003p Genk)
|
heuvel [ZND 34 (1940)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
17776 |
hiel |
vers:
vars (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk),
vas (Q003p Genk)
|
hiel (van den voet) [ZND 01u (1924)] || hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
30917 |
hielpand |
vers:
vars (Q003p Genk)
|
Het gedeelte van het boventuig dat de achterkant van de voet, het achterste deel van de zijkant van de voet en de bovenkant van de wreef bedekt. Zie afb. 18. [N 60, 17; N 60, 28]
II-10
|
18437 |
hielpand [wld ii.10, p. 24] |
vers:
vars (Q003p Genk)
|
Hoe noemt u het gedeelte van de schoen dat afgebeeld is op tek. 17? (hiel) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
20329 |
hij aardt naar zijn vader |
hij aardt naar zijn vader:
he oort noo ze voader (Q003p Genk),
hé aort nò zə vaor (Q003p Genk),
naar zijn vader aarden:
no ze voar oare (Q003p Genk)
|
naar zijn vader aarden || naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
18012 |
hijgen |
kuimen:
kɛi̯mǝ (Q003p Genk),
snakken:
ze snakke (Q003p Genk)
|
[JG 1a, 1b]zij hijgen (naar adem) [ZND 01u (1924)]
I-11, III-1-2
|
20481 |
hijgen naar adem, reutelen |
snakken naar adem:
hɛ snaktə nò zənən òəm (Q003p Genk)
|
Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)]
III-2-2
|