e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
been, beenderen knook: knooke (Genk), nə knok (Genk), schenk: nə šeŋk (Genk), schinken (Genk) beenderen (op het kerkhof) [ZND 21 (1936)] || benen, been (Frans: un os) [knook, knowk, been, bot] [N 10 (1961)] III-1-1
beenderen op het kerkhof knoken: znd 21, 009c  knooke (Genk), schinken: znd 21, 009c  schinken (Genk) beenderen (op het kerkhof) [ZND 19 (1936)] III-2-2
beervoetigheid (het heeft) de poten wijd: dǝ pē.t węi̯t (Genk), (het heeft/staat) bereklauw: bē̜.rǝklō. (Genk) Beervoetige stand, een afwijking, waarbij de kootas naar voren is gebroken door het achterwaarts doorzakken van de koot, zodat de vetlok met de bodem in aanraking komt. [JG 1a, 1b; N 8, 93b] I-9
beestachtig persoon; beestachtig beestig: biestig (Genk) beestig, zeer erg vrekkig III-1-4
beetje, een weinig beetje: bitsje (Genk), riezel (vet): n riehzel vèt".  riehzel (Genk) beetje, een weinig || geringe hoeveelheid III-4-4
begeren begeren: begèère (Genk) begeren III-1-4
begerig happig: heppetig (Genk), nijg: do bèn ich nie nijg no  nijg (Genk) begerig || happig, begerig III-1-4
beginnen te rijzen gaan: gēt (Genk), omhoogkomen: (het deeg) kemt omhūx (Genk) De informant van Q 121 merkt op dat dit "beginnen te rijzen" gebeurt van b.v. zondagavond tot 4 uur maandagmorgen. [N 29, 25a; monogr.] II-1
beginvoor, -voren aanscheut: ǭnsīǝ.t (Genk) Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b] I-1
beginvoren in het midden rug: ręx (Genk) Bedoeld worden de eerste (2, 4 of 6) voren die men midden op de akker of op een pand tegen elkaar aan slaat, als deze bijeengeploegd moet worden. Men kan deze voren, vooral als het laaggelegen of natte grond betreft, bewust wat hoger opploegen, om een rond akker- of pandoppervlak te krijgen. [N 11, 60; N 11A, 119c; JG 1a + 1b] I-1