e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trappelen trampelen: trampelen (Genk), trempelen (Genk) Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen) [N 108 (2001)] III-1-2
trappelende bewegingen maken dabben: dabǝ (Genk) Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71] I-9
trechter op de gierton trechter: trɛxtǝr (Genk) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
treeft riestertje: rīstǝrkǝ (Genk) Rooster om een heet ijzer op te zetten. De informant van Q 83 gebruikt als onderzetter meestal een (schoen)zool. Zie afb. 18. [N 59, 22] II-7
treingeleider chef trein: šɛf tręjn (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale]) De man die ondergronds verantwoordelijk is voor de goede gang van zaken bij het vervoer van personeel door middel van personentreinen. Uit de opgave "chef porion" uit L 286 voor de mijn van Eisden blijkt dat deze daar ook de functie van treingeleider vervult. [N 95, 715] II-5
treiteren het hart uithalen: iemend ⁄t hart uithaole (Genk), koeioneren: koojeneere (Genk), kòjeneere (Genk), kreiten: kreete (Genk, ... ), kreiteren: krɛtərən (Genk), kwellen: iemend kwellen (Genk), plagen: iemand plogen (Genk), iemen plogen (Genk), ploge (Genk), plooge (Genk), tergen: terge (Genk), treiteren: iemen traiteren (Genk) Hoe zegt men "iemand plagen, tergen, kreten"? [ZND 36 (1941)] || Iemand kwellen, plagen (geef gelijkbetekenende woorden op). [ZND 29 (1938)] || plagen || sarren, tarten || tergen, sarren III-1-4
trek, eetlust eetlust: aitləst (Genk), honger: honger (Genk), smok: smòk (Genk) hij heeft geen eetlust meer [ZND 34 (1940)] || hij heeft geen honger meer [ZND 44 (1946)] III-2-3
trekhaken, -ogen buizen: bǫu̯zǝ (Genk), %%enkelvoud%%  bǫu̯s (Genk) IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12] I-10
trekharmonica accordeon: a’koͅrdeōͅ (Genk), harmonica: harmoenika (Genk), har’mōnika (Genk), monica: oudewets  mōnika (Genk), trekzak: treksak (Genk), trèkzak (Genk) Accordeon. || Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)] || Hoe noemt men in uw dialect de trekharmonica of accordeon? Het gaat om de meest gebruikte benaming, niet om grappige namen. [DC 52 (1977)] III-3-2
trekhei drie-/drijpikkel: dręjpekǝl (Genk) Toestel om met behulp van handkracht palen in de grond te slaan. Het bestaat uit een uit drie poten samengestelde standaard waarin een katrolschijf is gemonteerd. Over de schijf loopt een dik touw waar aan één uiteinde het heiblok aan is bevestigd. Aan het andere uiteinde van het touw zijn een aantal dunnere touwen vastgemaakt waar de arbeiders aan trekken. Het heiblok is vervaardigd uit een langwerpig stuk hard hout of metaal met vierkante doorsnede. Er bestaan ook vergelijkbare werktuigen die met behulp van een stoommachine, een electromotor of een verbrandingsmotor worden aangedreven. De heireep van het heiblok wordt daarbij opgewonden op de trommel van een liertoestel. Zie ook afb. 27. [N 31, 5c; monogr.] II-9