21484 |
werk (zn.) |
werk:
werk (Q003p Genk)
|
Eerst uw werk afmaken! [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
28401 |
werkbij |
[bij]:
[bij] (Q003p Genk),
broed[bij]:
broed[bij] (Q003p Genk),
haal[bij]:
hǭl[bij] (Q003p Genk),
voeder[bij]:
vujǝr[bij] (Q003p Genk)
|
Vrouwelijke bij. De werkbij is aanzienlijk kleiner dan de koningin. De werkbijen of werksters verrichten alle in de bijenwoning voorkomende taken zoals het broed warm houden en voeren, de koningin te eten geven en van cel tot cel leiden, raten bouwen, gebruikte cellen oppoetsen, water, stuifmeel, kleverige propolis en zoete nectar aanslepen, de voorraden opbergen en verzegelen, reten stoppen, de poort bewaken en de woning verdedigen, ventileren en schoonhouden. Op grond van die verschillende functies wordt de werkbij ook wel haalbij, voederbij, bouwbij en broedbij genoemd. In de zomer is een werkster na ongeveer zes weken versleten, in de winter, als er geen buitenwerk te doen valt, leeft ze ongeveer vijf à zes maanden. Men kent dus kortlevende zomerbijen en langlevende winterbijen. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12b; S 3, L 1a-m; JG 1a; N 63, 62]
II-6
|
19132 |
werken |
werken:
do woas drij man dij en de bos moste werreke (Q003p Genk),
do wŏeren ter drij dij en de bos moste werreke (Q003p Genk),
do wurə drɛi manə dɛ.i ɛnt bos mostə wɛrkə (Q003p Genk),
dō wőrə drij man, dij ɛndə bos mōstə wɛrəkə (Q003p Genk),
hepsten tot nou tou moete wĕrrĕke (Q003p Genk),
hɛbstə tot nou mutə wɛrkə (Q003p Genk),
hɛpstə tot nou mōtə wɛrəkə (Q003p Genk),
wɛrəkə (Q003p Genk),
ze wōeren med drij man dij en de bos moste werreke (Q003p Genk)
|
Er waren drie mannen die in het bos moesten werken [ZND 46 (1946)] || Hebt gij tot nu moeten werken ? [ZND 46 (1946)] || werken [RND]
III-3-1
|
33336 |
werken op de boerderij |
labeuren:
lǝbiǝrǝ (Q003p Genk),
schommelen:
šomǝlǝ (Q003p Genk)
|
Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c]
I-6
|
27558 |
werken volgens een akkoord |
in entreprise werken:
in entreprise werken (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden])
|
Werken volgens een akkoord d.i. een hoeveelheid werk die door een groep mijnwerkers moet worden verricht om aan een basisloon te komen. [N 95, 910; monogr.]
II-5
|
18574 |
werkkleren |
`s werkdaagskleren:
swaereskleer (Q003p Genk),
kwade kleren:
kōi klēr (Q003p Genk),
werkkleren:
werkkleére (Q003p Genk)
|
De kleren die men draagt als men vuil of klusjes doet. [DC 62 (1987)] || werkkledij || Werkkleren. De kleren die men draagt als men klusjes doet. [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18915 |
werklustig |
moedig:
hie es moedig an `t werk (Q003p Genk)
|
hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig aan het werk, hij is niet bang voor zijn moeite. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
27637 |
werknummer |
médaillenummer:
médaillenummer (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
stamnummer:
stamnummer (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden]),
werknummer:
werknummer (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het werknummer van de mijnwerker dat onder meer op zijn gereedschap, controlepenning en mijnlamp staat. Het nummer is ook van belang in verband met de loonlijst. [N 95, 987; monogr.]
II-5
|
27685 |
werkplaats |
atelier:
atelier (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Zwartberg, Waterschei]),
werkhuis:
węrkǝs (Q003p Genk)
|
[N 95, 10]De werkruimte van een timmerman, en bij een groter timmerbedrijf waar meer afdelingen zijn, ook dat deel van het bedrijf waar de belangrijkste timmerwerkzaamheden worden verricht. Meer specialistische handelingen worden dan in andere ruimtes gedaan, zoals de zagerij, de freesafdeling, etc. [N 55, 176; N 55, 178d; monogr.]
II-12, II-5
|
25570 |
werktafel |
tafel:
tōfǝl (Q003p Genk)
|
De tafel waarop men het deeg voor verdere bewerking legt na de bewerking in de trog. [N 29, 30a; monogr.]
II-1
|