e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Genk

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
werk (zn.) werk: werk (Genk) Eerst uw werk afmaken! [ZND 23 (1937)] III-3-1
werkbij [bij]: [bij] (Genk), broed[bij]: broed[bij] (Genk), haal[bij]: hǭl[bij] (Genk), voeder[bij]: vujǝr[bij] (Genk) Vrouwelijke bij. De werkbij is aanzienlijk kleiner dan de koningin. De werkbijen of werksters verrichten alle in de bijenwoning voorkomende taken zoals het broed warm houden en voeren, de koningin te eten geven en van cel tot cel leiden, raten bouwen, gebruikte cellen oppoetsen, water, stuifmeel, kleverige propolis en zoete nectar aanslepen, de voorraden opbergen en verzegelen, reten stoppen, de poort bewaken en de woning verdedigen, ventileren en schoonhouden. Op grond van die verschillende functies wordt de werkbij ook wel haalbij, voederbij, bouwbij en broedbij genoemd. In de zomer is een werkster na ongeveer zes weken versleten, in de winter, als er geen buitenwerk te doen valt, leeft ze ongeveer vijf à zes maanden. Men kent dus kortlevende zomerbijen en langlevende winterbijen. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12b; S 3, L 1a-m; JG 1a; N 63, 62] II-6
werken werken: do woas drij man dij en de bos moste werreke (Genk), do wŏeren ter drij dij en de bos moste werreke (Genk), do wurə drɛi manə dɛ.i ɛnt bos mostə wɛrkə (Genk), dō wőrə drij man, dij ɛndə bos mōstə wɛrəkə (Genk), hepsten tot nou tou moete wĕrrĕke (Genk), hɛbstə tot nou mutə wɛrkə (Genk), hɛpstə tot nou mōtə wɛrəkə (Genk), wɛrəkə (Genk), ze wōeren med drij man dij en de bos moste werreke (Genk) Er waren drie mannen die in het bos moesten werken [ZND 46 (1946)] || Hebt gij tot nu moeten werken ? [ZND 46 (1946)] || werken [RND] III-3-1
werken op de boerderij labeuren: lǝbiǝrǝ (Genk), schommelen: šomǝlǝ (Genk) Ook te verstaan als het doen van huishoudelijk werk in het boerenbedrijf. De belangrijkste termen in taalgeografische zin zijn ongetwijfeld schommelen en keuteren; deze zijn dan ook in kaart gebracht; vergelijk nog de behandeling van schommelen in Goossens 1963b. De op Nederlandse bodem ontstane afleiding labeuren van het Franse leenwoord labeur is in de semasiologische kaart 5 ondergebracht. Verreweg het grootste deel van de andere opgaven zijn expressief geladen uitdrukkingen met velerlei connotaties voor "hard werken, zich afsloven" in het algemeen. [JG 1b; L 8, 149, S 47; monogr. add. uit N 5A, 95a; L 37, 11c] I-6
werken volgens een akkoord in entreprise werken: in entreprise werken (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]) Werken volgens een akkoord d.i. een hoeveelheid werk die door een groep mijnwerkers moet worden verricht om aan een basisloon te komen. [N 95, 910; monogr.] II-5
werkkleren `s werkdaagskleren: swaereskleer (Genk), kwade kleren: kōi klēr (Genk), werkkleren: werkkleére (Genk) De kleren die men draagt als men vuil of klusjes doet. [DC 62 (1987)] || werkkledij || Werkkleren. De kleren die men draagt als men klusjes doet. [N 114 (2002)] III-1-3
werklustig moedig: hie es moedig an `t werk (Genk) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig aan het werk, hij is niet bang voor zijn moeite. [ZND 39 (1942)] III-1-4
werknummer médaillenummer: médaillenummer (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), stamnummer: stamnummer (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]), werknummer: werknummer (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Het werknummer van de mijnwerker dat onder meer op zijn gereedschap, controlepenning en mijnlamp staat. Het nummer is ook van belang in verband met de loonlijst. [N 95, 987; monogr.] II-5
werkplaats atelier: atelier (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zwartberg, Waterschei]), werkhuis: węrkǝs (Genk) [N 95, 10]De werkruimte van een timmerman, en bij een groter timmerbedrijf waar meer afdelingen zijn, ook dat deel van het bedrijf waar de belangrijkste timmerwerkzaamheden worden verricht. Meer specialistische handelingen worden dan in andere ruimtes gedaan, zoals de zagerij, de freesafdeling, etc. [N 55, 176; N 55, 178d; monogr.] II-12, II-5
werktafel tafel: tōfǝl (Genk) De tafel waarop men het deeg voor verdere bewerking legt na de bewerking in de trog. [N 29, 30a; monogr.] II-1