34195 |
witte vloed |
vuildracht:
vuildracht (Q003p Genk)
|
Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99]
I-11
|
24884 |
witte waterkers |
kers:
kars (Q003p Genk),
kārš (Q003p Genk)
|
Rorippa nasturtium-aquaticum (L.) Hayek Niet meer zo algemeen voorkomende plant van 10 tot 90 cm hoog met een slappe holle, kantige stengel, die aan de voet vaak kruipend is en daar wortelt. De plant groeit aan sloten en beken en heeft bovenaan de stengels groene vruchtjes in de vorm van 2 cm grote boontjes. De kleine witte bloempjes aan de top van de stengel bloeien van mei tot september. Ook in cultuur als groente. De oude botanische naam ervan is Nasturtium officinale R.Br. [A 51, 39; monogr.] || witte waterkers [DC 51 (1976)]
I-5, III-4-3
|
24574 |
witte waterlelie |
pomproos:
pòmproehs (Q003p Genk),
-
po.mprú:s (Q003p Genk),
waterlelie
pòmproehs (Q003p Genk)
|
waterlelie || witte waterlelie [DC 49a (1974)]
III-4-3
|
20620 |
wittebrood |
wit brood:
wit brut (Q003p Genk)
|
wit brood [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
18867 |
woede |
colre (fr.):
Fr. colère uitgesproken ke-laer
kelaer (Q003p Genk),
gift:
gif (Q003p Genk),
èn een gif(t)
gift (Q003p Genk)
|
koleire || koleire, woede
III-1-4
|
17890 |
woelen |
schravelen:
sjrâvele (Q003p Genk)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
goensdig (Q003p Genk)
|
woensdag
III-4-4
|
30197 |
wolfsdak |
wolfsdak:
wǫlfs˱dǭk (Q003p Genk)
|
Zadeldak waarvan de topgevels zijn afgeknot. [N 4A, 23a; div.]
II-9
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
stang:
staŋ (Q003p Genk)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
18132 |
wonde |
wonde:
die wont zal kaot wère (Q003p Genk),
wonn (Q003p Genk),
wun (Q003p Genk)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || wonde [ZND 45 (1946)]
III-1-2
|