26149 |
zomen |
omslag maken:
omslag maken (Q003p Genk),
zomen:
zēmǝn (Q003p Genk)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
31612 |
zomerbeslag |
zomerbeslag:
zū.ǝmǝrbǝslǭ.x (Q003p Genk)
|
De vier hoefijzers van een paard die met behulp van hoefnagels aan de hoef worden bevestigd. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛwinterbeslagɛ.' [JG 1a]
II-11
|
28643 |
zomerhoning |
zomerhoning:
zūmǝrhuǝneŋ (Q003p Genk)
|
Soort honing die uit de nectar van zomerbloesem is bereid. [N 63, 112a; Ge 37, 130; monogr.]
II-6
|
18636 |
zomerkapmanteltje |
pelerine (<fr.):
pĕlərä (Q003p Genk)
|
kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zūəmərklēr (Q003p Genk)
|
Zomerkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagskleren:
sondəxsklēr (Q003p Genk)
|
De kleren die men s zondags draagt. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
33884 |
zondagsziekte |
zondag(s)ziekte:
zǫndex˲zeqdǝ (Q003p Genk)
|
Een ernstige stofwisselingsstoornis in de spieren van de achterhand van het paard, meestal na een zware werkperiode. De aanleiding tot de ziekte -ook maandagziekte genoemd - is overmatige en dikwijls eenzijdige voeding gedurende een periode van stalrust tijdens het weekeinde, bestaande uit suiker- en zetmeelhoudende stoffen. Gaat het dier weer aan het werk, dan verbrandt de suiker en het melkzuur dat hierbij vrij komt beschadigt de spieren. Na het inspannen vertoont het paard loomheid, een korte stap en laat het hoofd hangen. Specifiek is tevens een onzekere en wijde gang van de achterhand, gepaard met overdadig zweten. Laat men het paard niet meteen rusten, dan zakt het door in het achterstel en laat zich vallen. [A 48A, 1; N 8, 90r; monogr.]
I-9
|
18890 |
zonder opzet |
zonder erg:
zonner erg (Q003p Genk),
zonder kwade:
zoͅndər kooie (Q003p Genk)
|
zonder bedoeling [ZND 34 (1940)]
III-1-4
|
20066 |
zonnebloem |
zonroos:
zonroehs (Q003p Genk)
|
Zonnebloem (heleanthus annuus) (kleine zonnebloem, zonneroos, zonnester, zonnebloem, zonnewende, helenium).
III-2-1
|
30978 |
zool |
zool:
zōl (Q003p Genk)
|
Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33]
I-9
|