19009 |
abuis |
er neven:
das er neffen (Q003p Genk),
mis:
das mis (Q003p Genk),
de bĕst mis (Q003p Genk),
deͅ bist mes (Q003p Genk),
ook materiaal znd 19a,6
de bĕst mis (Q003p Genk),
deͅ bist mes (Q003p Genk),
verdoold:
de hebst dich verdoold (Q003p Genk),
ook materiaal znd 19a,6
de hebst dich verdoold (Q003p Genk),
verkeerd:
das verkierd (Q003p Genk)
|
abuis [ZND 01 (1922)] || Dat is mis. [ZND 38 (1942)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)]
III-1-4
|
28214 |
accu van petlamp |
batterij:
batǝri (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Maurits])
|
De accu van de petlamp die aan de gordel wordt bevestigd en door middel van een kabel met de petlamp is verbonden. [N 95, 252; monogr.]
II-5
|
28215 |
acculoog |
acid:
aksit (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Emma])
|
Het zuur waarmee de accu van de elektrische lampen is gevuld. [N 95, 254]
II-5
|
18439 |
achterbies [wld ii.10, p. 25-26] |
achterbies:
achterbies (Q003p Genk)
|
Een reep leer, die aan de buitenkant van de schoen, van de hak af naar boven loopt, evenwijdig aan de achillespees en die vaak diende om een eventuele naad te verbergen, b.v. bij derby modellen (achterbies)? Zie tek. 18b [N 60 (1973)]
III-1-3
|
19021 |
achterdocht |
achterdenken:
achterdènke (Q003p Genk)
|
achterdocht
III-1-4
|
33984 |
achterhaam |
achterhaam:
axtǝrhǭm (Q003p Genk)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
33789 |
achterhand van het paard |
(het) achterste:
ɛxtǝrstǝ (Q003p Genk)
|
Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9]
I-9
|
17572 |
achterhoofd |
achterkop:
axtərkoͅp (Q003p Genk)
|
achterhoofd [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34100 |
achterklauw |
achterste schoen:
axtǝrstǝ šun (Q003p Genk)
|
Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c]
I-11
|
33802 |
achterknie |
hak:
hak (Q003p Genk)
|
Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12]
I-9
|