e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kegel kegel: kèègel (Gennep) Kegel. III-3-2
kegelen kegelen: gəkɛgəlt wɛrtər nimɛr (Gennep), kɛ̄gələ (Gennep) De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kelder kelder: kēͅldər (Gennep) kelder [RND] III-2-1
kennen kennen: kènne (Gennep) kennen [SGV (1914)] III-1-4
kerel kerel: kèl (Gennep), kɛl (Gennep) kerel [RND], [SGV (1914)] III-3-1
keren draaien: drɛ̄i̯ǝ (Gennep) Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.] I-1
kerk kerk: kerk (Gennep), kèrk (Gennep) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || kerk [SGV (1914)] III-3-3
kerkbank kerkbank: kerkbaank (Gennep) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbanken kerkbanken: kerkbaanke (Gennep) De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkdeur kerkdeur: kerkdeur (Gennep) De grote deur, de hoofdingang van de kerk [lijkdeur, kerkdeur, kirchduër]. [N 96A (1989)] III-3-3