e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knellen, gezegd van schoenen duwen: douwen (Gennep), douwə (Gennep) drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)] III-1-3
kneu heimourik: heimourik (Gennep), hèjmowrik (Gennep), heivink: heivink (Gennep), kneuter: kneuter (Gennep), mourik: maurik (Gennep), mawrik (Gennep), mow(we)rik (Gennep) Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] || kneu || kneu (13,5 wit in vleugel en staart; wilde man heeft in zomer rood voorhoofd en borst; hele jaar hier; veel op trek; broedt in veld en hei; roep [tut-tut-tut]; leuke zang; geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
kneuzen blutsen: WLD  blutsə (Gennep), kwetsen: van vruchten  kwètse (Gennep) blutsen [SGV (1914)] || Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] III-2-3
knevels knevels: knevels (Gennep) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knibbelen mikado: mikādō (Gennep) Het spel waarbij de spelers staafjes (26 of 28) die verward op een hoopje liggen, met een haakje of een staafje telkens een staafje moeten ophalen zonder de andere te bewegen [knibbelen, knipperen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knie knie: kne.i (Gennep), knēj (Gennep), kni-j (Gennep) knie [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)] III-1-1
knieband voor een stier of kalf knieband: knējbānt (Gennep) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11
knieholte vouw: woaj (Gennep) knieholte [DC 01 (1931)] III-1-1
knielbankje kniebankje: knejbēͅŋkskə (Gennep) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielkussen kussen: kusse (Gennep, ... ) Het knielkussen op de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3