e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwelling/pesterij gejudas: gejūūdàs (Gennep) het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] III-3-1
kwijl zever: zēīver (Gennep) Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)] III-1-1
kwispelstaarten met de staart kwispelen: mit de start kwispele (Gennep) kwispelstaarten [SGV (1914)] III-2-1
l-vormige hoeve half dwarshuis: half dwarshuis (Gennep) Navraag of er verschil in benaming was tussen een L-vormig bouwwerk waarvan de korte poot wordt gevormd hetzij door het woonhuis, hetzij door een schuur of stal, leverde geen nieuwe termen op. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 3. [N 4A, 1b en 2c] I-6
laag grond laag: lao⁄g (Gennep), loag (Gennep) laag (znw.) [SGV (1914)] || laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)] III-4-4
laaggelegen weidegrond broek: brōk (Gennep), brūk (Gennep), hooiland: hø̜̄u̯lant (Gennep) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagliggende akker biezengrond: bizǝgrōnt (Gennep), zure grond: zūrǝ grōnt (Gennep) Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b] I-8
laagte in een akker laagte: lē̜xt (Gennep) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap daling: dāleŋ (Gennep), laagte: lē̜xt (Gennep), lɛxtǝ (Gennep) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) laars: Zie ook afb. p. 112.  lèèrs (Gennep), stevel: steevel (Gennep) laars III-1-3