25217 |
luchtx |
lucht:
locht (L164p Gennep),
lŏŏcht (L164p Gennep),
lucht (L164p Gennep),
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld!
locht (L164p Gennep)
|
lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
lucifer:
lucefèr (L164p Gennep),
lucifer (L164p Gennep, ...
L164p Gennep),
strijker:
strikər (L164p Gennep),
strijkerd:
strikərt (L164p Gennep),
strijkhoutje:
strikhø͂ͅltjə (L164p Gennep),
zwegel:
zwēͅgəl (L164p Gennep)
|
Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)] || lucifer [SGV (1914)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
lui (L164p Gennep, ...
L164p Gennep),
Hïj is te löj um uut de ooge te kie.ke
löj (L164p Gennep)
|
lui || lui (traag) [SGV (1914)] || niet verlangend om te werken of een handeling te verrichten [lui, niet scheutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
luj (L164p Gennep),
lŭj (L164p Gennep),
lŭŭj (L164p Gennep),
mensen:
mensə (L164p Gennep),
mî.nsən (L164p Gennep)
|
lui (lieden) [SGV (1914)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)] || mensen [RND] || volk [RND]
III-3-1
|
26319 |
luias |
luias:
lø̜jas (L164p Gennep)
|
De as waarop de luireep of luiketting gewonden wordt. Zie ook afb. 65. De as is in functie vergelijkbaar met de rol van het luiwerk in watermolens. Zie ook het lemma ɛrolɛ.' [N O, 25g; A 42A, 45]
II-3
|
18878 |
luid schreien |
brullen:
brullə (L164p Gennep),
krijten:
kreite (L164p Gennep, ...
L164p Gennep)
|
krijten [SGV (1914)] || zeer luid huilen [janken, schreiten, beuken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
luijje (L164p Gennep),
lŭje (L164p Gennep)
|
luiden [SGV (1914)] || Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23252 |
luiden voor de mis |
luiden:
t leujt al (L164p Gennep)
|
Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
26309 |
luien |
luien:
luien (L164p Gennep)
|
Zakken met hand-, wind- of waterkracht optrekken. [N O, 26a]
II-3
|
20478 |
luier |
luier:
cf. WNt s.v. "luier"(luder, luwer, luur)
luur (L164p Gennep)
|
luier [SGV (1914)]
III-2-2
|