e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gennep

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met een voor spitten omspaden: [omspaden] (Gennep) Manier van spitten, waarbij men - achterwaarts gaande - de ene voor naast de andere graaft en de uitgestoken aarde omgekeerd in de open voor deponeert. Uit minder specifieke termen als (om)spaden en (om)graven kan worden afgeleid, dat ter plaatse meestal in voren wordt gespit. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men het lemma spitten. [N 11, 65b; N 11A, 148a; monogr.] I-1
met grote stappen lopen stevelen: stiefele (Gennep), treden: i.e. land afmeten met grote stappen.  trèje (Gennep) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)] III-1-2
met halve zeilen halve zeilen: halǝvǝ zęjlǝ (Gennep), rond half: rōnt halǝf (Gennep) Gezegd van een molen wanneer hij draait met de zeilen voor de helft opgerold. Zie ook afb. 44B. [N O, 7i; A 42A, add.; A 42A, 74 add.; N O, 5i; N O, 5h; N O, 7h] II-3
met kleine hapjes eten mummelen: mummelə (Gennep), smikkelen: smikkelen (Gennep) Hoe noemt U: Druk eten met kleine hapjes (busselen) [N 80 (1980)] III-2-3
met opgeheven staart rondlopen de bies opsteken: (de koeien) stē̜kǝ dǝ bis ǫp (Gennep) [N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
met paard en kar rijden varen: vārǝ (Gennep) [JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.] I-10
met sneeuwballen gooien met sneeuwballen gooien: mit sneͅjbalə smitə (Gennep) Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)] III-3-2
met snelheid over iets heen vliegen snierken: snïerkə (Gennep) vliegen: Met snelheid over iets heen ~ (snoeken). [N 84 (1981)] III-1-2
met tegenzin tegen heug en meug: tège heug en meug (Gennep) tegen heug en meug [SGV (1914)] III-1-4
met tussenpozen regenen buiig: bŭŭjig (Gennep) af en toe regenen [veuren] [N 81 (1980)] III-4-4