25598 |
stevelen |
aanbrengen van gaatjes in het deegbrood:
štīfǝlǝn (Q036p Nuth),
driftig lopen:
sjtieëvele (Q111p Klimmen),
met grote stappen lopen:
stiefele (L164p Gennep),
1: flink erdoorheen stappen
sjtieëvele (Q111p Klimmen),
[vgl. L 163, rk]
stiefele (L163p Ottersum),
[vgl. L 271, rk]
ik stiefelde daor de rêêge (L269p Blerick),
[vgl. Q 111, rk]
sjtévele (Q097p Ulestraten),
[zowel met grote stappen als op een sukkeldrafje, rk]
stiefele (L271p Venlo),
i.e. doelbewust, met stevige pas lopen. B.v. hèè. sjtee.velde dr op aan.
sjtee.vele (L331b Boukoul),
met kleine stapjes lopen:
sjtiebele (Q111p Klimmen),
met kleine pasjes lopen
sjtiebbele (Q111p Klimmen),
op een sukkeldrafje lopen:
stiefele (L271p Venlo),
potten opstapelen:
stē̜vǝlǝ (L163p Ottersum),
vlug lopen:
stiefele (L271p Venlo),
waggelen:
sjtiebele (Q111p Klimmen),
wandelen:
Van Dale: (hard) lopen.
stiefĕle (L271p Venlo)
II-1, II-8, III-1-2
|
|